De Amerikaanse fotograaf Lewis Baltz voerde de afgelopen weken de stedelijke fotografie-opdracht van Groningen uit. In een foto van een nieuwbouwwijk monteerde hij een stelling van een oude Chinese oorlogsstrateeg. Ik wilde tegenwicht bieden aan de Nederlandse vriendelijkheid.
Waar zijn fascinatie met stedenbouw vandaan komt, weet fotograaf Lewis Baltz (1945) niet direct. Misschien is het de vanzelfsprekendheid ervan. Stedebouw is zo natuurlijk dat je zou vergeten dat het bestaat. Terwijl het toch in hoge mate de kwaliteit van het dagelijks leven bepaalt. Maar misschien was het ook wel gewoon de boekhandel in zijn geboorteplaats Newport Beach, Californië. Tussen al die uitgaven daar over architectuur en stedebouw ontdekte hij dat cultuur meer was dan rondlummelen op het strand.
Midden jaren zeventig vestigde Baltz zijn naam als een van de toonaangevende New Topographers, landschapsfotografen die zich afzetten tegen de klassieke, op de schilderkunst geïnspireerde landschapsfotografie. Zij richtten hun camera niet langer op de 'ongerepte natuur' maar op het moderne landschap, op industrieterreinen, snelwegen en nieuwbouwwijken. Hun bleke, afstandelijke stijl - plus de bijbehorende presentatie in zo uniform mogelijke series - is sindsdien gemeengoed geworden in de fotografie. Maar Baltz zelf raakte er eind jaren tachtig op uitgekeken. Ik had gezegd wat ik wilde zeggen. Al het andere zou een herhaling geworden. Dat kon niet anders. De vragen die je jezelf stelt zijn telkens andere. Dus kun je niet steeds hetzelfde antwoord geven.
De afgelopen weken werkte Baltz in Groningen waar hij de zevende stedelijke fotografie-opdracht uitvoerde. In het Centrum voor Architectuur en Stedebouw (CAS), dat afwisselend met het Centrum Beeldende Kunst de jaarlijkse opdracht verleent, spreidt de gedrongen, flegmatieke Amerikaan het voorlopige resultaat uit over de tafels. Over enkele tijd zal het ook voor het publiek te zien zijn, niet aan een galeriewand, maar op billboards en posters. Want anders dan de drie eerdere door het CAS verstrekt opdrachten (aan Inez van Lamsweerde, Sybe Swart en Wim te Brake) is Baltz' project nadrukkelijk een rol toebedacht in wat onder ambtenaren heet 'het openbare debat over de stedelijke ontwikkeling'. Maar de bedoeling was niet dat hij pr zou bedrijven, zegt Baltz. Hij moest vooral zijn mening geven. En dat die kritisch zou zijn, lag voor de hand. Baltz: Net als de meeste fotografen is een zekere bemoeizucht me niet vreemd.
De zeven door Baltz in Groningen gemaakte foto's ogen als alledaagse stadstaferelen: de zijgevel van een nieuwbouw-huizenrij, een flat tusen de bomen, het portaal van een kantoorgebouw - tamelijk onschuldige locaties. Maar daar bleef het niet bij: In de foto's monteerde hij citaten uit de Ping-fa, de klassieke verhandeling over de kunst van het oorlogsvoeren van de Chinese strateeg Sun Tzu uit de vierde eeuw voor Christus. 'In het grensgebied zou ik mijn gelederen gesloten houden', monteerde Baltz in een karakteristieke foto van een even nieuwerwetse als monotone rij huizen in een van de prestigieuze buitenwijken van de stad. Een andere foto - zes flats die als poortwachters aan een van de westelijke toegangswegen tot de stad staan - voorzag hij van een felrode verticale banier; een gewelddadig ogende combinatie die zelfs zonder vertaling onmiddelijk associaties oproept met de Culturele Revolutie.
Aan de hand van Sun Tzu (ook al inspiratiebron voor bestuurders als de Chinese leider Mao Zedong en de Vietnamese generaal Giap) transformeerde Baltz een onbeduidend tafereel tot een slagveld, de stedebouwkundige tot een generaal in oorlogstijd, de bouwvakker tot een infanterist. Ik wilde tegenwicht bieden aan de vriendelijkheid waar Nederland zo prat op gaat. De overlegcultuur en de redelijkheid zijn synoniem geworden voor politiek bestuur. Consensus is heilig. En al is dat prijzenswaardig, het blijft natuurlijk gewoon een manier om conflicten op te lossen. Net als oorlog.
Net als voor de andere projecten die de inmiddels in Parijs woonachtige Baltz de afgelopen jaren uitvoerde in Italië, Frankrijk en Zwitserland, had hij ook in Groningen relatief weinig tijd voor dit werk. Baltz ziet dat niet als probleem. Integendeel zelfs: Ik ben een leek met gezond verstand. Dat wil ik blijven. De outsider ziet wat voor de insider een voldongen feit is en daarom niet meer opvalt. Ik ben objectief juist omdat de stad niet mijn dagelijkse leefomgeving is.
Objectief? Ook Baltz ontwikkelde wortels in de stad, zijn hotel stond aan de Grote Markt en die plek werd, toegegeven, een beetje zijn neighbourhood. Vandaar dat hij de omstreden bouwplannen van het gemeentebestuur - sloop van de na-oorlogse gebouwen aan het plein en de aanleg van een parkeergarage - in een van zijn foto's bekritiseert. 'Steden aanvallen is het laatste wat men moet doen', monteerde hij in de foto van een druk terras op de markt. Een stadshart dat wegens de bouwwerkzaamheden jaren onbegaanbaar zal zijn, de autodrukte die een parkeergarage met zich mee brengt - dat is toch gruwelijk, zegt Baltz retorisch. Ook hij vindt de gewraakte jaren vijftig-bouw aan de noordzijde van het plein allesbehalve mooi. Maar je kunt er ook anders naar kijken. Ik weet niet beter of die gebouwen hebben daar altijd gestaan. En zo is het voor de meeste Groningers. Het is stadsbeeld, net als een oude kerk of een zeventiende-eeuws grachtenpand. En trouwens, waar staat geschreven dat een stad per se overal mooi moet zijn? [NRCH, 11sep1998]
Waar zijn fascinatie met stedenbouw vandaan komt, weet fotograaf Lewis Baltz (1945) niet direct. Misschien is het de vanzelfsprekendheid ervan. Stedebouw is zo natuurlijk dat je zou vergeten dat het bestaat. Terwijl het toch in hoge mate de kwaliteit van het dagelijks leven bepaalt. Maar misschien was het ook wel gewoon de boekhandel in zijn geboorteplaats Newport Beach, Californië. Tussen al die uitgaven daar over architectuur en stedebouw ontdekte hij dat cultuur meer was dan rondlummelen op het strand.
Midden jaren zeventig vestigde Baltz zijn naam als een van de toonaangevende New Topographers, landschapsfotografen die zich afzetten tegen de klassieke, op de schilderkunst geïnspireerde landschapsfotografie. Zij richtten hun camera niet langer op de 'ongerepte natuur' maar op het moderne landschap, op industrieterreinen, snelwegen en nieuwbouwwijken. Hun bleke, afstandelijke stijl - plus de bijbehorende presentatie in zo uniform mogelijke series - is sindsdien gemeengoed geworden in de fotografie. Maar Baltz zelf raakte er eind jaren tachtig op uitgekeken. Ik had gezegd wat ik wilde zeggen. Al het andere zou een herhaling geworden. Dat kon niet anders. De vragen die je jezelf stelt zijn telkens andere. Dus kun je niet steeds hetzelfde antwoord geven.
De afgelopen weken werkte Baltz in Groningen waar hij de zevende stedelijke fotografie-opdracht uitvoerde. In het Centrum voor Architectuur en Stedebouw (CAS), dat afwisselend met het Centrum Beeldende Kunst de jaarlijkse opdracht verleent, spreidt de gedrongen, flegmatieke Amerikaan het voorlopige resultaat uit over de tafels. Over enkele tijd zal het ook voor het publiek te zien zijn, niet aan een galeriewand, maar op billboards en posters. Want anders dan de drie eerdere door het CAS verstrekt opdrachten (aan Inez van Lamsweerde, Sybe Swart en Wim te Brake) is Baltz' project nadrukkelijk een rol toebedacht in wat onder ambtenaren heet 'het openbare debat over de stedelijke ontwikkeling'. Maar de bedoeling was niet dat hij pr zou bedrijven, zegt Baltz. Hij moest vooral zijn mening geven. En dat die kritisch zou zijn, lag voor de hand. Baltz: Net als de meeste fotografen is een zekere bemoeizucht me niet vreemd.
De zeven door Baltz in Groningen gemaakte foto's ogen als alledaagse stadstaferelen: de zijgevel van een nieuwbouw-huizenrij, een flat tusen de bomen, het portaal van een kantoorgebouw - tamelijk onschuldige locaties. Maar daar bleef het niet bij: In de foto's monteerde hij citaten uit de Ping-fa, de klassieke verhandeling over de kunst van het oorlogsvoeren van de Chinese strateeg Sun Tzu uit de vierde eeuw voor Christus. 'In het grensgebied zou ik mijn gelederen gesloten houden', monteerde Baltz in een karakteristieke foto van een even nieuwerwetse als monotone rij huizen in een van de prestigieuze buitenwijken van de stad. Een andere foto - zes flats die als poortwachters aan een van de westelijke toegangswegen tot de stad staan - voorzag hij van een felrode verticale banier; een gewelddadig ogende combinatie die zelfs zonder vertaling onmiddelijk associaties oproept met de Culturele Revolutie.
Aan de hand van Sun Tzu (ook al inspiratiebron voor bestuurders als de Chinese leider Mao Zedong en de Vietnamese generaal Giap) transformeerde Baltz een onbeduidend tafereel tot een slagveld, de stedebouwkundige tot een generaal in oorlogstijd, de bouwvakker tot een infanterist. Ik wilde tegenwicht bieden aan de vriendelijkheid waar Nederland zo prat op gaat. De overlegcultuur en de redelijkheid zijn synoniem geworden voor politiek bestuur. Consensus is heilig. En al is dat prijzenswaardig, het blijft natuurlijk gewoon een manier om conflicten op te lossen. Net als oorlog.
Net als voor de andere projecten die de inmiddels in Parijs woonachtige Baltz de afgelopen jaren uitvoerde in Italië, Frankrijk en Zwitserland, had hij ook in Groningen relatief weinig tijd voor dit werk. Baltz ziet dat niet als probleem. Integendeel zelfs: Ik ben een leek met gezond verstand. Dat wil ik blijven. De outsider ziet wat voor de insider een voldongen feit is en daarom niet meer opvalt. Ik ben objectief juist omdat de stad niet mijn dagelijkse leefomgeving is.
Objectief? Ook Baltz ontwikkelde wortels in de stad, zijn hotel stond aan de Grote Markt en die plek werd, toegegeven, een beetje zijn neighbourhood. Vandaar dat hij de omstreden bouwplannen van het gemeentebestuur - sloop van de na-oorlogse gebouwen aan het plein en de aanleg van een parkeergarage - in een van zijn foto's bekritiseert. 'Steden aanvallen is het laatste wat men moet doen', monteerde hij in de foto van een druk terras op de markt. Een stadshart dat wegens de bouwwerkzaamheden jaren onbegaanbaar zal zijn, de autodrukte die een parkeergarage met zich mee brengt - dat is toch gruwelijk, zegt Baltz retorisch. Ook hij vindt de gewraakte jaren vijftig-bouw aan de noordzijde van het plein allesbehalve mooi. Maar je kunt er ook anders naar kijken. Ik weet niet beter of die gebouwen hebben daar altijd gestaan. En zo is het voor de meeste Groningers. Het is stadsbeeld, net als een oude kerk of een zeventiende-eeuws grachtenpand. En trouwens, waar staat geschreven dat een stad per se overal mooi moet zijn? [NRCH, 11sep1998]