Aanplakbiljetten achter gaas

[Over Fotografieren hieß Teilnehmen, overzicht van werk van vrouwelijke fotografen tijdens de Weimar Republiek, in: Folkwang Museum, Essen, D]

Het zelfportret van de Duitse fotografe Germaine Krull ziet er nu hoogstens wat balorig uit, maar toen ze het in 1925 maakte moet het een schokeffect hebben bewerkstelligd. Met de ene hand houdt ze een ouderwetse klapcameraatje voor haar gezicht, en tussen de vingers van de andere hand komt nonchalant een sigaret tevoorschijn. Roken gold in die tijd als onbetamelijk voor vrouwen, en met die sigaret geeft Krull een onmiskenbaar signaal van haar onafhankelijkheid.
Hoewel vrouwen vanaf de uitvinding van de fotografie een rol hebben gespeeld achter de camera, raakte hun deelneming in de jaren twintig in een stroomversnelling door hun toenemende maatschappelijke emancipatie en door het ontstaan van de grote geïllustreerde publiekstijdschriften.
Krulls portret maakt deel uit van de tentoonstelling Fotografieren hieß Teilnehmen, die met bijna driehonderd foto's voor het eerst een breed overzicht biedt van de ontwikkeling in de fotografie in Duitsland ten tijde van de Weimarrepubliek. Op een enkele uitzondering na bevat de tentoonstelling vintage-prints (originele drukken) en dat is bijzonder omdat van de 53 exposerende fotografes nog maar enkelen in leven zijn en omdat hun werk moest worden vergaard uit privé-verzamelingen en toevallig bewaard gebleven archieven van lang geleden opgeheven tijdschriften.
Fotografieren hieß Teilnehmen is een titel die voor verschillende interpretaties vatbaar is. De Weimar-periode werd getekend door een toenemende confrontatie tussen links en rechts, waarin de fotografie ook als documentatie- en propagandamiddel werd ingezet. Maar de metershoge fotowand bij de ingang van de tentoonstelling maakt in één oogopslag duidelijk in welk licht de titel dient te worden gezien: de tentoonstelling wordt gedomineerd door tijdschriftcovers, mode-, theater- en dansfotografie. Met de deelneming wordt dus niet het politieke engagement bedoeld, maar de toetreding tot een specifieke beroepsgroep.
Tegelijkertijd onthult deze collage dat de fotografie weliswaar toegankelijker werd voor vrouwen, maar dat het aantal genres en onderwerpen beperkt bleef. Journalistieke en documenterende fotografie zijn opvallend afwezig - een beperking waaraan de samenstellers overigens weinig aandacht besteden. Hoewel door deze beperking nauwelijks een tijdsbeeld wordt gegeven - over het Weimar van toen zijn niet meer dan zeven foto's van een 1 mei-demonstratie geselelecteerd - geeft deze tentoonstelling toch een prachtig inzicht in de ontwikkeling van de fotografie in die periode.
Verfomfaaide sigaret
Een van de eerste tentoongestelde foto's is een portret dat Lucia Moholy in 1927 maakte van haar collega Florence Henri. Een frontaal beeldvullend gezicht dat nèt niet symmetrisch in het vlak staat: aan de rechterkant is het pal naast het oog 'aangesneden', links is een beetje ruimte gelaten waarin alle een grote oorhanger alle aandacht naar zich toe trekt. De foto doet direct denken aan het werk waarmee Willem Diepraam 50 jaar later faam zou verwerven.
Dat soort overeenkomsten doemt met grote regelmaat op: een verfomfaaide sigaret van het duo Auerbach en Stern doet direct denken aan het werk van Irving Penn, en in een slakkenhuis van Anne Mosbacher tekenen zich de latere stillevens van Edward Weston af. Zelfs Cindy Sherman is aanwezig in de persoon van Gertrude Arndt, die in 1930 in een serie zelfportretten optreedt met allerlei hoedjes plus de bijpassende gezichtsuitdrukking en lichaamshouding. Het is een indicatie voor de vooruitstrevendheid van de fotografie in die dagen, en van de alertheid waarmee de nieuwe vrouwelijke fotografen daarop reageerden. En omgekeerd, gezien vanuit het hedendaagse perspectief, toont de tentoonstelling aan hoe schatplichtig de moderne fotograaf is aan het werk van deze voorgangers.
Toch is lang niet al het getoonde werk van een dergelijke moderne signatuur. De samenstellers hebben gekozen voor een chronologisch en niet voor een artistiek overzicht. Daardoor wordt inzichtelijk gemaakt hoe wisselvallig de fotografie op dat moment eigenlijk nog was. Hoewel de nieuwe zakelijkheid vooral door de activiteiten van het Bauhaus onmiskenbaar grote invloed uitoefende, was er allerminst sprake van één visie die overheerste. Zeker in het portretgenre bleef de traditionele pictorialistische stijl tot in de jaren dertig gemeengoed. De portretten van Suse Byk en Grete Back bijvoorbeeld leunen nog zwaar op het verleden, zoals ook Elfriede Reichelts portret van Wassily Kandinsky (1926) er een stuk minder avantgardistisch uitziet dan het werk van de geportretteerde zelf.
Hoe bepalend die klassieke invloed nog was blijkt ook uit het feit dat individuele fotografes voortdurend heen en weer zwenkten tussen de oude en de nieuwe, zakelijke manier van kijken. Marta Astfalck-Vietz maakte in 1927 wat uitsnede en pose betreft zeer gewaagde naaktfoto's, om in haar latere portretwerk weer volledig terug te vallen in pictorialistische opzetjes. Maar kwamen de fotografen eenmaal buiten de strenge beslotenheid van het atelier dan werd er naar hartelust geëxperimenteerd met dynamische beeldhoeken en uitsnedes. Vooral het werk Eva Besnyö, Aenne Biermann, Ilse Bing en Annelise Kretschmer is daarvoor exemplarisch. Kretschmer is vertegenwoordigd met een serie zwaar getoonzette en prachtig verstilde straattaferelen, die aan Kertész en Doisneau herinneren, zoals opnamen van aanplakbiljetten achter gaas, een lantaarnpaal voor een reclamemuur en het portret van arbeider-dichter Karl Höller. Zij is de ware ontdekking op deze tentoonstelling.
Het is verleidelijk de vraag te stellen in hoeverre het op Fotografieren hieß Teilnehmen gepresenteerde werk 'typisch vrouwelijk' is. De samenstellers maken er ondanks de opvallende uniformiteit in genres en onderwerpen gelukkig niet te veel woorden aan vuil. De nieuwe fotografes deden waar ze zin in hadden, en maakten gebruik van hun nieuw verworven vrijheid, schrijft Sabina Leßmann in de uitvoerige en mooi verzorgde catalogus. Dat klinkt gemakkelijker dan het toen ongetwijfeld voor de fotografes geweest moet zijn; niet zelden combineerden ze hun fotografische pionierswerk met hun traditionele rol als vrouw en moeder. Het maakt, sigaret of geen sigaret, hun prestaties des te opmerkelijker. [in: NRC Handelsblad, 9dec1994]