Ad Windig, 1912-1996

Geen grote gebaren

Over zijn vakkundigheid als fotograaf deed Ad Windig bij voorkeur uiterst relativerend: als hij één goede foto per jaar maakte dan was het veel, zei hij ooit.

Diezelfde bescheidenheid sprak ook uit zijn foto's. Grote gebaren waren van hem niet te verwachten. Veeleer waren zijn foto's kleine humorvolle penseelstreken; een rennend meisje op een mistig strand, een stoomtrein die half verscholen achter een schuurtje het bouwsel lijkt te doorboren, een kale arbeider die lijkt op de etalagepoppen die hij maakt. Zorgvuldig gecomponeerde alledaagse foto's zijn het in een meesterlijk licht, naadloos passend in de humanistische documentaire traditie.

Die terughoudendheid is er ongetwijfeld debet aan dat Windig, die vrijdag op 83-jarige leeftijd in zijn woonplaats Callantsoog aan de gevolgen van een longontsteking overleed, altijd wat op het tweede plan is gebleven als lid van de groep die de naoorlogse fotografie op zo'n hoog plan zou brengen.

Onder zijn fotograferende generatiegenoten was Windig in menig opzicht een buitenbeentje. Niet alleen was hij een relatieve laatbloeier die pas rond zijn dertigste definitief voor de fotografie zou kiezen, ook door zijn achtergrond als aktief lid van de Morele Herbewapening onderscheidde hij zich van politiek links georienteerde collega's als Carel Blazer, Emmy Andriesse en Cas Oorthuys.

Windig, oorspronkelijk voorbestemd om als assuradeur in de voetsporen van zijn vader te treden, leerde het vak in het begin van de jaren veertig van Emmy Andriesse en Carel Blazer; van de een het kijken, van de ander de techniek.

Evenals zijn leermeesters was ook Windig aktief in het verzet (drie maal zou hij gearresteerd worden; administratieve nalatigheden en een miraculeuze ontsnapping voorkwamen erger) en hij maakte deel uit van de groep die naderhand bekend zou worden onder de naam 'De Ondergedoken Camera'.

Na de oorlog ontwikkelde Windig zich zoals menigeen uit zijn generatie zich tot een alleskunner; hij maakte met even groot gemak illustraties voor jaarverslagen of een reisreportage over Afrika als (in 1950) de portretten van de prinsessen voor de Pro Juventute-kalender.

In 1992 kreeg Windig, die tot in de jaren zeventig aktief zou zijn in de mede door hem opgerichte fotografenvereniging GKf, de eerste oeuvreprijs van het Fonds voor de beeldende kunsten, bouwkunst en vormgeving. Zijn archief zal worden ondergebracht bij het Maria Austria-instituut in Amsterdam. [NRC Handelsblad, 11mrt1996]