Bloedspatten in het toilet

[Over de documentaire fotografen Martin Parr en Paul Graham]

Martin Parr en Paul Graham staan bekend als het duo dat in het midden van de jaren tachtig de in de traditie van Bill Brandt voortsukkelende Britse documentaire fotografie nieuwe impulsen gaf. Ze propageerden het gebruik van kleur, een koele analyserende benadering (formeel vormgegeven door het hanteren van een middenformaat-camera in plaats van de gebruikelijke kleinbeeldcamera) en een zekere frivoliteit in de keuze van onderwerpen. Daarmee maakten ze als geen ander het genre los uit het dwangbuis van de politiek getinte sociale fotografie waarin het ook in Engeland in de voorafgaande decennia verstrikt was geraakt. Parr en Graham werden het gezicht van de nieuwe Britse documentaire fotografie, een profiel dat extra glans kreeg door het feit dat ze als docent aan het West Surrey College of Art in Farnham binnen de kortste keren een schare navolgers konden afleveren.
Van beide fotografen geniet Martin Parr verreweg de grootste populariteit vanwege zijn aansprekende onderwerpskeuze, zijn flamboyante kleurgebruik en de wrange humor in zijn foto's.
Graham is bescheidener. Zijn werk is verhalender van aard en doet een groter beroep op het visuele inlevingsvermogen van de kijker. Het idee van beide fotografen als span is vooral gebaseerd op hun historische rol en op dat ene, ooit zo opvallende, uiterlijke kenmerk van hun werk: kleur. Inhoudelijk zijn de verschillen tussen hun werk altijd groter geweest dan de overeenkomsten, zoals wordt bevestigd door de boeken die ze recentelijk afleverden: Home and Abroad (Parr) en New Europe (Graham).
Home and Abroad is een compilatie van Parrs werk uit de afgelopen tien jaar. Naast een handvol vroege foto's van kooplustig publiek in winkelcentra zijn vooral de foto's uit zijn grote succesnummer The Last Resort (1986), over het verkommerde vakantieoord New Brighton, weer nadrukkelijk aanwezig. Het zijn foto's vol smerigheid en rumoer die ook jaren na dato blijven ruiken naar zonnebrandolie, verschaald bier en ranzig vet. Deze 'pretfoto's' worden afgewisseld met beelden uit het wat bescheidener ogende The Cost of Living, Parrs uit 1989 daterende portret van de Britse 'middle class'. Het geheel wordt afgerond met een willekeurig aandoende greep uit de vele reportages die hij de laatste jaren maakte, met name in opdracht van het foto-agentschap Magnum waarvan hij inmiddels lid is geworden.
Opvallend afwezig in het boek zijn de stillevens en portretten uit het vorig jaar verschenen Signs of the Times, een nogal wraakzuchtig werkstukje over de Engelse smaak gemaakt ter gelegenheid van de gelijknamige BBC-televisieserie.
Als de selectie een ding laat zien, dan is het wel dat Parrs stijl gedurende de afgelopen jaren niet of nauwelijks is veranderd. Hij zit de mensen dicht op de huid, en in zijn foto's lijken ze alle zelfrespect te hebben afgelegd. Ze graaien ongegeneerd in winkelstellingen, hangen rond in vuiligheid, zitten opgeprikt in hun levenloze showroom-interieurs. Daarbij draait het steeds om de kloof tussen droom en werkelijkheid. De consumenten, toeristen en middenklassers zouden voldaan, vrolijk en tevreden moeten zijn, maar iedere keer blijken de aspiraties een illusie. Ondanks alle kleurigheid is er in Parrs foto's bitter weinig om je vrolijk over te maken. Het lachen vergaat je bij het aanschouwen van zijn verzameling klunzige typetjes.
Op dat punt keren zijn foto's zich ook tegen zichzelf. De wrange humor die zijn handelsmerk is geworden werkt aanstekelijk, maar als je teveel foto's achter elkaar ziet, wordt het toch een tamelijk gemakkelijke en zelfs badinerend aandoende herhaling van zetten.
Is Home and Abroad op de keper beschouwd niet meer dan een verzameling inderdaad 'thuis en elders' gemaakte foto's, Paul Grahams New Europe kent conceptueel een heel wat hechtere basis. Tegelijkertijd laat het boek zien dat hij ook fotografisch niet stil is blijven staan sinds zijn succesvolle boeken Beyond Caring uit 1986, een beklemmend portret van het eindeloze oponthoud in de wachtkamers van de verzorgingsstaat, en Troubled Land uit 1987, over de sporen die het Noordierse conflict in het landschap achterlaat.
In New Europe, uitgebracht als catalagus bij de door hem verzorgde openingsexpositie van het Zwitserse fotomuseum Winterthur, vraagt Graham zich af wat het cement is dat de landen van het zich aaneensluitende Europa bijeenhoudt. Geschiedenis en massa-consumptie, lijkt zijn antwoord. Lijkt, want in zijn beeldtaal heeft hij duidelijk afstand genomen van het registrerende en direct herkenbare van de documentaire fotografie. Met een overdadige aandacht voor details, het functioneel gebruik van onscherpte en een expressionistisch kleurgebruik maakt hij meer dan voorheen gebruik van de symbolische mogelijkheden van de fotografie.
Het weggekraste beeld van Hitler op een tentoonstellingspaneel in het Anne Frank-huis, het achteloos neergeworpen wisselgeld op een door sigarettepeuken geteisterde café-tafel, de bloedspatten op de tegels van een openbaar toilet, het even intieme als smoezelig ogend standje in een achterafkamer - het zijn stuk voor stuk foto's waarvan de betekenis de directe beschrijving ontstijgt. Een deel van dit effect wordt bereikt door de nadrukkelijke samenhang met de overige foto's in de serie. De resulterende sfeer is er onmiskenbaar een van verloedering en desinteresse, al doet Graham daarbij soms wel een erg groot beroep op de associatieve welwillendheid van de kijker. Het ongemak dat je bij zijn huidige vorm van fotograferen zo nu en dan bekruipt wordt versterkt door Grahams opvallende 'stijlloosheid'. Door elkaar gebruikt hij visuele vormen als snapshot, portret en reportage. Daarmee grijpt hij in menig opzicht terug naar de methode die hij hanteerde in zijn eerste boek, A1, The Great North Road (1983), zijn door vergelijkbare veelvormigheid gekenmerkte foto-essay over de voormalige verkeersslagader tussen Londen en Manchester. Weliswaar is zijn nieuwe beeldtaal minder toegankelijk dan voorheen, het maakt van New Europe een niet minder intrigerend werkstuk.
Parr en Graham, ze werden wat ze al waren: de één een vaardig fotojournalist, de ander een oorspronkelijk documentarist. Bij de een leidt het (met alle respect, dat wel) tot een herhaling van zetten, bij de ander tot een uitdagend en persoonlijk foto-essay. In de populariteitsverhouding tussen beide zal dan ook voorlopig wel niets veranderen. [in: NRC Handelsblad, 12nov1993]