De gevulde werkelijkheid onder de tekentafel

[Over expositie fotografie opdracht Rijks Planologische Dienst i.s.m. Nederlands Foto Instituut, Rotterdam]

Voor de meeste planologen is het landschap weinig meer dan een lege ruimte die ingevuld moet worden, omdat demografische en economische ontwikkelingen dat nodig maken. De fotografie is bij uitstek geschikt om dit gebrek aan kennis aan te vullen, en daarmee de kwaliteit van de stedebouwkundige voorstellen te verhogen. Dat denkt althans de Rijks Planologische Dienst die in het najaar van 1993 met dat uitgangspunt een grote foto-opdracht verstrekte aan de fotografen Oscar van Alphen, Hans Werlemann, Paul den Hollander en Martin van den Oever. De opdracht behelsde het vastleggen van vijf in de Vierde nota extra over de ruimtelijke ordening (kortweg Vinex, 1990) aangewezen, stedelijke groeigebieden, en maakt deel uit van het project Stedelijke Milieudifferentiatie dat de discussie over de in de nota voorgestelde plannen moet bevorderen.

De resultaten van het Vinex-project werden vorige maand voor het eerst gezamenlijk gepresenteerd in het Nederlands Foto Instituut in Rotterdam, dat in de persoon van Linda Roodenburg de opdracht coördineerde.
Volgens Roodenburg en RPD-medewerker Wim de Visser, initiatiefnemer van de opdracht en coördinator van het discussieproject, kan de Vinex-opdracht het begin vormen van een serie opdrachten waarin landschapsfotografie wordt ingezet om stedebouwkundigen en architecten een nieuwe visie te geven op 'de werkelijkheid onder de tekentafel'. De toepassing van andere dan strikt planologische en cijfermatige disciplines is echter nog geen traditie bij de RPD, aldus De Visser: Er liggen dan ook zeker geen miljoenen op de plank om de documentatie grootscheeps aan te pakken.
De Visser en Roodenburg hopen daarom dat gemeenten en provincies in de toekomst bestaande foto-opdrachten een meer stedebouwkundige invulling willen geven. Deze mogelijkheid zal medio januari 1995 een van de gespreksonderwerpen zijn van de eerste bijeenkomst van Fotoplan, een door het NFI geïnitieerd overleg van opdrachtgevers als de gemeenten Utrecht, Amsterdam en Groningen en de provincie Noord-Holland.
Hoewel de vier fotografen in hun benadering verschillen, hebben ze gemeen dat ze afzien van de klassieke, esthetische benadering van het landschap. Ze geven vorm aan de moderne ervaring, waarin hoogspanningsmasten, wegen en beton bepalend zijn. Dat geldt zeer letterlijk voor Paul den Hollander die in zijn topografische foto's van de regio Vleuten/de Meern en de zuidflank van Rotterdam een beeld schetst van de verpletterende macht van dragline en bulldozer. Hij registreert hoe agrarische en 'natuurlijke' landschappen gaandeweg plaats maken voor kneuterige nieuwbouwwijken en steriele industrieterreinen, en plaatst zodoende grote vraagtekens bij de kwaliteit van het nieuwe landschap.
Zowel Oscar van Alphen als Hans Werlemann fotografeerden op CD Rom en bewerkten hun beelden vervolgens met behulp van de computer. Deze werkwijze stelde hen niet alleen in staat de planologische ingrepen vorm te geven maar ook om ze van commentaar te voorzien. Zo monteerde Van Alphen in een serie over de noordzijde van Nijmegen een voetgangerstunnel in een pas geploegde akker en voorzag een boerenerf van een strook asfalt. Werlemann, die vanuit de auto en met behulp van een weerballon Pynenburg en omgeving vastlegde, tovert knoppen aan de bomen, laat landbouwplastic opwaaien en voegt naar believen kleur toe, om zich te verzetten tegen wat hij ervaart als 'dodelijk uniformiteit'.
Verrassend en voor planologen ongetwijfeld zeer inzichtelijk is het werk van Martin van den Oever, die met een satelliet gemaakte verticale stereofoto's combineerde met zijn eigen stereofoto's van hetzelfde landschap.
Als voorbeeld voor de Vinex-opdracht diende het Franse Datar-project, waarmee vanaf 1983 door ruim vijftig fotografen en kunstenaars het landschap werd gedocumenteerd. Het project vloeide voort uit de planologische inspanningen die sinds het midden van de jaren zeventig werden gedaan om de ontvolking van het platteland in te dammen en de wildgroei aan nieuwbouw en industrieterreinen aan de stedelijke periferie in te dammen. De bedoeling was dat de foto's een rol zouden spelen in de openbare discussie met planologen en architecten, maar ondanks een succesvolle start kreeg het project na verloop van tijd vooral een museale functie.
De Visser en Roodenburg hopen door middel van een in de loop van 1995 verschijnend boek en een roulerende tentoonstelling niet dezelfde fout te maken. [in: NRC Handelsblad, 31dec1994]