De uitersten van Willem Diepraam

[Tentoonstelling: Willem Diepraam. Fotografie 1950-1995, Nederlands Foto Instituut, Rotterdam]

Al liet hij de jeugdfoto's er bij nader inzien toch maar liever buiten, zodat de tentoonstelling start in 1967 en niet zoals de titel vermeldt in de jaren vijftig, aan het retrospectieve karakter van Willem Diepraams presentatie in het Nederlands Foto Instituut in Rotterdam doet het niets af. Uit alle publicaties en periodes zijn er een of meer foto's terug te vinden; uit de boeken Dutch Caribbean, Sahel en Lima bijvoorbeeld, en uiteraard uit de vele reportages die hij in de loop der jaren maakte voor het weekblad Vrij Nederland waarvan hij tot 1988 de gezichtsbepalende fotograaf was. Daarnaast wordt er ruimschoots aandacht geschonken aan Diepraams recente 'vrije' werk, zachtmoedige maar schoolse naakten, liefdevolle foto's van vrouw en kind poserend in een zacht strelend licht, en de tot een louter visueel genoegen getransformeerde lelijkheid van pokdalige muren, sintelbergen en bunkers op de Hoogoventerreinen in IJmuiden.

Het vergt weinig meer dan een oogopslag om te zien dat zich in de loop der jaren grote veranderingen hebben voltrokken in dit oeuvre. Want waar Diepraam (1944) voorheen bij voorkeur werkte in het zwart, spelen de huidige foto's zich voornamelijk af in het wit. Waar ooit de rauwe en sombere symboliek van het maatschappelijk engagement heerste, voert nu een poëtische, tijdloze lichtvoetigheid de boventoon.

Het zijn herkenbare veranderingen die in grote lijnen terug te vinden zijn bij menig in studenten- en protestbeweging wortelend 'sociaal fotograaf', al wordt de extreme verandering bij Diepraam mede verklaard door het tragische ongeval dat in 1977 aan zijn eerste vrouw en twee van zijn kinderen het leven kostte: schoonheid en esthethiek werden een houvast in de verwerking van het drama.

Maar waar je zou verwachten dat de verschillen (niet alleen in stijl maar tevens in oogmerk en bestemming van de foto) tussen het vroegere en het latere werk in de presentatie worden geaccentueerd, lijkt het retrospectief juist alle mogelijke moeite te willen doen die uitersten met elkaar te verenigen. De glooiingen van een liggend naakt worden er met evenveel allure gepresenteerd als de noeste koppen van binnenvaartschippers, het strikje in het haar van een krottenkind in Lima krijgt hetzelfde accent als de grimmige trekken op het gezicht van een anti-abortusdemonstrant.

Die nivellering wordt niet alleen in de hand gewerkt door de uniforme museale presentatie van het werk (passe-partoutloze foto's ingeklemd tussen plexiglas dat ze enkele centimeters van de wand laat zweven), maar ook door de afdrukken die stuk voor stuk speciaal voor deze tentoonstelling werden vervaardigd. Daardoor geven ze in toon en sfeer niet langer blijk van de tijd waarin ze werden gemaakt, maar van de blik waarmee daarop vanuit het heden teruggekeken wordt - ze zijn als het ware bijgekleurd en daarmee veel van hun oorspronkelijkheid kwijtgeraakt.

Als verbindende element tussen oud en recent wordt, hoe kan het ook anders, de persoonlijke en unieke visie van de fotograaf aangevoerd, waarbij de nadruk wordt gelegd op Diepraams poëtische en esthetische kwaliteiten. Nu is Diepraam ontegenzeggelijk nooit een newsgetter pur sang geweest. Hij heeft altijd naar hartelust de marges van de fotojournalistiek verkend. In zijn portretten experimenteerde hij met vreemde 'halve' uitsnedes (in de expositie vertegenwoordigd met foto's van Willem van Kooten, de schrijver Joseph Brodski en van een blinde Toeareg-vrouw in Mali). In zijn reportages over Suriname, de Antillen en de Sahel nam hij sfeervolle landschappen op en tegen het stilleven aanleunende straattaferelen, die in menig opzicht voorbodes zijn van de latere helderwitte foto's uit Lima waarop vooral niets gebeurt.

Maar het uit de oorspronkelijke, vaak wel degelijk verhalende context, lichten van het enkele 'mooie' beeld (waarbij hier en daar ook op de selectie danig af te dingen valt) doet afbreuk aan een deel van hun kwaliteit. Helemaal schrijnend werkt dat bij het vroegste journalistieke werk: gevluchte Russische joden in Wenen, woonwagenbewoners in Osdorp of plat vakantievertier Benidorm, Spanje. Stuk voor stuk zijn het foto's met de zo herkenbare grove korrel van die jaren, maar ook die moeten plotseling iets bewijzen - zie hoe mooi, zie dit licht - wat hen niet eigen is.

Dit maakt het retrospectief tot een tamelijk teleurstellend geheel, zeker tegen de achtergrond van Diepraams reputatie als baanbreker in de Nederlandse fotografie. Maar wellicht dat het gewoon nog te vroeg komt voor een oeuvre dat zo vers is en naar verwachting bij lange na nog niet afgerond. Het ontbreekt nog aan afstand en aan het vermogen negatieven en (originele) drukken nog eens kritisch tegen het licht van hun eigen tijd te houden.

Gaandeweg de expositie bekruipt je zelfs de vraag of die Diepraam van vroeger eigenlijk wel zo'n goede fotograaf was, en of die van nu zijn echte vorm al wel gevonden heeft. Want, met alle respect, echt opzienbarend is dat meest recente werk nog niet. Maar gelukkig: in de vitrines liggen de Vrij Nederland-bijlagen, op de balie bij de ingang de boeken. Ze geven niet alleen uitsluitsel, maar ook hoop voor de toekomst. [NRC Handelsblad, 3dec1996]