[Over Edward Steichen: Face à Face, in: Casino Luxembourg, Luxemburg-stad]
Al leerde hij lopen, praten en fotograferen in Amerika, Edward Steichen werd in Luxemburg geboren. Werd vorig jaar in het nabijgelegen Clervaux al een permanente opstelling geopend van Steichens beroemde mammoettentoonstelling Family of Man, nu presenteert de hoofdstad zelf Face à Face: een tweeluik bestaande uit 187 foto's (landschappen, stillevens en modefoto's, maar bovenal: portretten) plus opnieuw een door de fotograaf georganiseerde tentoonstelling. Ditmaal is het The Bitter Years (200 foto's), die hij in 1962 kort voor zijn vertrek als directeur van de afdeling fotografie van het Museum of Modern Art samenstelde uit het werk dat fotografen als Walker Evans, Dorothea Lange en Russell Lee in de jaren dertig maakten van de erbarmelijke leefomstandigheden op het Amerikaanse platteland.
Toch kunnen opzet noch omvang verhullen dat Face à Face een gemakzuchtige expositie is. The Bitter Years werd al in 1967 door het MoMA geschonken aan het groothertogdom. (Als reizende tentoonstelling werden er meerdere van gemaakt.) Jaren lag het te verstoffen, om nu voor de gelegenheid weer tevoorschijn gehaald te worden. Het vergaren van Steichens foto's kostte de cultureel hoofdstedelijke organisatoren evenmin veel moeite: het zijn de volledige collecties uit het bezit van het Luxemburgs gemeentearchief en het Nationaal museum voor geschiedenis en kunst.
Edward Steichen (1879-1973; op tweejarige leeftijd emigreerde hij met zijn ouders naar de VS) was een van de eerste commercieel succesvolle glamour- en celebrity-fotografen, en door zijn stilering en uitgekiende lichtgebruik het grote voorbeeld voor hedendaagse fotografen als Richard Avedon en Irving Penn. Zijn werk verscheen in grote geïllustreerde publiekstijdschriften als Vogue, Vanity Fair en Ladies Home Journal.
Inmiddels ogen zijn overwegend in de studio tot stand gekomen portretten ietwat stoffig en braaf, maar de kwaliteit ervan is nog altijd onmiskenbaar. Steichens opnames van filmdiva's als Marlene Dietrich, Greta Garbo en Myrna Loy zouden in een hedendaags tijdschrift niet misstaan. En ook het vroege dubbelportret van Rodin met zijn Penseur, waarin alle detaillering is weggedrukt zodat alleen die twee markante silhouetten overblijven, de broeierige foto van componist Richard Strauss en het portret van schrijver Luigi Pirandello met zijn priemende oogjes en strenge sikje mogen er zijn.
Maar prachtige foto's leveren niet per definitie een prachtige tentoonstelling op. De samenstellers, onder aanvoering van Nationaal museum-directeur Paul Reiles, hebben het klaargespeeld Steichens werk terug te brengen tot een onsamenhangende fotobrei. Vroeg werk uit de tijd dat Steichen met Alfred Stieglitz deel uitmaakte van de Photo-Secessionisten (de fotografenbent die met haar op de schilderkunst van Whistler en Corot geïnspireerde werk aan de basis ligt van de moderne Amerikaanse artistieke fotografie) hangt klakkeloos tussen het werk voor Vanity Fair en Vogue. Modefotografie is tussen de foto's van Roosevelt en Churchill gepropt, reclamefoto's tussen de landschappen.
Als er al enige ordening is aangebracht dan is het een oppervlakkige, onder hoofdjes als Familiefoto's, Natuur of Reclame. Helemaal bont maken Reiles c.s. het als ze een van de zalen voorzien van de aankondiging 'Let us now praise famous men': de titel van het boek dat James Agee en fotograaf Walker Evans maakten over het leven tijdens de depressiejaren op het Amerikaanse platteland. Inderdaad, in de zaal is menig 'famous man' te bekennen maar wel uit een compleet andere wereld dan die van Agee en Evans.
De gemakzucht en het gebrek aan kritische distantie waarmee Steichens eigen werk tegemoet is getreden, speelt ook The Bitter Years parten.
Evenals de bekendere Family of Man is het een tentoonstelling in de vorm van een geïllustreerd tijdschrift: op board geplakte foto's van wisselend formaat die voorzien van onderschriften (de oorspronkelijke Amerikaanse tekstborden ontbreken) op speelse wijze over de muren zijn uitgesmeerd.
De foto's werden gemaakt voor de Farm Security Administration, een in het kader van Roosevelts New Deal-politiek opgericht documentatieproject, en laten zien hoe honderdduizenden boeren als gevolg van de extreme droogte en de slechte irrigatie van hun land werden verjaagd. Het zijn historische foto's soms, zoals Dorothea Lange's uitgeputte 'Migrant Mother' met haar twee haveloze kinderen, en Walkers Evans foto van de keukenmuur in het optrekje van de familie Shields waar achter een latje het bestek van de familie steekt: vier vorken, zes lepels en een mes.
The Bitter Years heet een indruk te geven Steichens werk als tentoonstellingsmaker maar doet allesbehalve dat. Het is gewoon een dertig jaar oude tentoonstelling met zestig jaar oude, grotendeels overbekende foto's. Want juist het oorspronkelijke materiaal (schetsen, correspondentie of contactvellen: het is allemaal bewaard gebleven in het Library of Congres en de archieven van het MoMA) dat zijn werkwijze had kunnen verhelderen, ontbreekt.
Met Face à Face laat de culturele hoofdstad derhalve weliswaar iets van Steichen zien, maar zet ze vooral zichzelf te kijk. [NRC Handelsblad, 1aug1995]
Al leerde hij lopen, praten en fotograferen in Amerika, Edward Steichen werd in Luxemburg geboren. Werd vorig jaar in het nabijgelegen Clervaux al een permanente opstelling geopend van Steichens beroemde mammoettentoonstelling Family of Man, nu presenteert de hoofdstad zelf Face à Face: een tweeluik bestaande uit 187 foto's (landschappen, stillevens en modefoto's, maar bovenal: portretten) plus opnieuw een door de fotograaf georganiseerde tentoonstelling. Ditmaal is het The Bitter Years (200 foto's), die hij in 1962 kort voor zijn vertrek als directeur van de afdeling fotografie van het Museum of Modern Art samenstelde uit het werk dat fotografen als Walker Evans, Dorothea Lange en Russell Lee in de jaren dertig maakten van de erbarmelijke leefomstandigheden op het Amerikaanse platteland.
Toch kunnen opzet noch omvang verhullen dat Face à Face een gemakzuchtige expositie is. The Bitter Years werd al in 1967 door het MoMA geschonken aan het groothertogdom. (Als reizende tentoonstelling werden er meerdere van gemaakt.) Jaren lag het te verstoffen, om nu voor de gelegenheid weer tevoorschijn gehaald te worden. Het vergaren van Steichens foto's kostte de cultureel hoofdstedelijke organisatoren evenmin veel moeite: het zijn de volledige collecties uit het bezit van het Luxemburgs gemeentearchief en het Nationaal museum voor geschiedenis en kunst.
Edward Steichen (1879-1973; op tweejarige leeftijd emigreerde hij met zijn ouders naar de VS) was een van de eerste commercieel succesvolle glamour- en celebrity-fotografen, en door zijn stilering en uitgekiende lichtgebruik het grote voorbeeld voor hedendaagse fotografen als Richard Avedon en Irving Penn. Zijn werk verscheen in grote geïllustreerde publiekstijdschriften als Vogue, Vanity Fair en Ladies Home Journal.
Inmiddels ogen zijn overwegend in de studio tot stand gekomen portretten ietwat stoffig en braaf, maar de kwaliteit ervan is nog altijd onmiskenbaar. Steichens opnames van filmdiva's als Marlene Dietrich, Greta Garbo en Myrna Loy zouden in een hedendaags tijdschrift niet misstaan. En ook het vroege dubbelportret van Rodin met zijn Penseur, waarin alle detaillering is weggedrukt zodat alleen die twee markante silhouetten overblijven, de broeierige foto van componist Richard Strauss en het portret van schrijver Luigi Pirandello met zijn priemende oogjes en strenge sikje mogen er zijn.
Maar prachtige foto's leveren niet per definitie een prachtige tentoonstelling op. De samenstellers, onder aanvoering van Nationaal museum-directeur Paul Reiles, hebben het klaargespeeld Steichens werk terug te brengen tot een onsamenhangende fotobrei. Vroeg werk uit de tijd dat Steichen met Alfred Stieglitz deel uitmaakte van de Photo-Secessionisten (de fotografenbent die met haar op de schilderkunst van Whistler en Corot geïnspireerde werk aan de basis ligt van de moderne Amerikaanse artistieke fotografie) hangt klakkeloos tussen het werk voor Vanity Fair en Vogue. Modefotografie is tussen de foto's van Roosevelt en Churchill gepropt, reclamefoto's tussen de landschappen.
Als er al enige ordening is aangebracht dan is het een oppervlakkige, onder hoofdjes als Familiefoto's, Natuur of Reclame. Helemaal bont maken Reiles c.s. het als ze een van de zalen voorzien van de aankondiging 'Let us now praise famous men': de titel van het boek dat James Agee en fotograaf Walker Evans maakten over het leven tijdens de depressiejaren op het Amerikaanse platteland. Inderdaad, in de zaal is menig 'famous man' te bekennen maar wel uit een compleet andere wereld dan die van Agee en Evans.
De gemakzucht en het gebrek aan kritische distantie waarmee Steichens eigen werk tegemoet is getreden, speelt ook The Bitter Years parten.
Evenals de bekendere Family of Man is het een tentoonstelling in de vorm van een geïllustreerd tijdschrift: op board geplakte foto's van wisselend formaat die voorzien van onderschriften (de oorspronkelijke Amerikaanse tekstborden ontbreken) op speelse wijze over de muren zijn uitgesmeerd.
De foto's werden gemaakt voor de Farm Security Administration, een in het kader van Roosevelts New Deal-politiek opgericht documentatieproject, en laten zien hoe honderdduizenden boeren als gevolg van de extreme droogte en de slechte irrigatie van hun land werden verjaagd. Het zijn historische foto's soms, zoals Dorothea Lange's uitgeputte 'Migrant Mother' met haar twee haveloze kinderen, en Walkers Evans foto van de keukenmuur in het optrekje van de familie Shields waar achter een latje het bestek van de familie steekt: vier vorken, zes lepels en een mes.
The Bitter Years heet een indruk te geven Steichens werk als tentoonstellingsmaker maar doet allesbehalve dat. Het is gewoon een dertig jaar oude tentoonstelling met zestig jaar oude, grotendeels overbekende foto's. Want juist het oorspronkelijke materiaal (schetsen, correspondentie of contactvellen: het is allemaal bewaard gebleven in het Library of Congres en de archieven van het MoMA) dat zijn werkwijze had kunnen verhelderen, ontbreekt.
Met Face à Face laat de culturele hoofdstad derhalve weliswaar iets van Steichen zien, maar zet ze vooral zichzelf te kijk. [NRC Handelsblad, 1aug1995]