Een bloedneus is het ergste


[Over: Sally Mann, Still Time. Kunsthal, Rotterdam]

De Amerikaanse fotografe Sally Mann heeft drie kinderen. Ze fotografeert hen spelend, luierend en poserend. Manns foto's suggereren in al hun warme en oogstrelende schoonheid intimiteit en ongedwongenheid. Maar schijn bedriegt: samen met hun moeder namen de kinderen regelmatig kunstboeken door op zoek naar bruikbare ensceneringen en houdingen.

Het nadeel van kinderfoto's is dat ze vaak zo weinig boven zichzelf uit willen stijgen. Hoe lang je er ook naar kijkt, het blijven gewoon foto's van kinderen. Misschien is het omdat kinderen zo weinig te verbergen hebben en altijd schaamteloos zichzelf durven te zijn, waardoor er niets te raden of dromen overblijft.
Enkele professionele uitzonderingen daargelaten, zoals William Klein, Henri Cartier-Bresson en Helen Levitt die incidenteel kinderfoto's met meerwaarde wisten te maken. Een recent uitzondering vormen de strandportretten van de Nederlandse Rineke Dijkstra.
Een van de fotografen die eveneens in dit rijtje thuishoort is de Amerikaanse Sally Mann, die jarenlang haar drie opgroeiende kinderen Emmett, Jessie en Virginia fotografeerde. Immediate Family, het boek waarin zij deze foto's in 1992 bundelde, deed nogal wat stof opwaaien wegens de erin afgebeelde met modder besmeurde piemel van zoon Emmett bijvoorbeeld, en de foto's van de ten voeten uit naakte dochters Jessie en Virginia. Exploitatie en kinderporno heet dat al snel in Manns puriteinse vaderland, en een televisiedominee verkondigde zelfs onomwonden dat zij maar per ommegaande maar uit de ouderlijke macht gezet diende te worden.
Zoals zo vaak blijkt dergelijk rumoer in vrijzinniger Nederlandse ogen op weinig tot niets te berusten, maar haar controversiële faam is de fotografe kennelijk vooruitgesneld, gezien de grote belangstelling voor Manns overzichtstentoonstelling 'Still Time' in de Rotterdamse Kunsthal. De expositie, samengesteld door het Fotomuseet in het Deense Odense, bestaat uit 58 chronologisch geordende foto's, overwegend in zwart-wit.
Mann (1951, ze fotografeert sinds 1972) hoort thuis in de zeer Amerikaanse fine art-traditie. In navolging van fotografen als Edward Weston en Minor White wordt daarin de nadruk gelegd op de smetteloze kwaliteit van de afdruk die, als beeld, gewoonlijk prevaleert boven de samenhang of het verhaal van een serie als geheel.
Deze achtergrond spreekt bijvoorbeeld onmiskenbaar uit de vijf aanwezige platinumdrukken. Het zijn verfijnde stillevens in witgrijze tinten van een hand tussen de plooien in een laken, van de vouw in de kraag rond een vrouwenhals. Ook zijn er tamelijk geijkte lommerrijke landschapjes vol naar zwart neigend grijs plus toefje wit van kiezelsteen of paaltje. Het zijn foto's met het soortelijk gewicht van suikerspin - mooi en smaakvol weliswaar, maar om hakken hebben ze weinig.
De hoofdmoot van de tentoonstelling wordt onvermijdelijk gevormd door de foto's die Mann tussen 1984 en 1991 maakte van haar kinderen (inmiddels zijn ze 12, 15 en 17) in de Walden-achtige omgeving van de bossen rond haar huis in Lexington, Virginia.
Mann fotografeert ze spelend, luierend en poserend, alleen of gezamenlijk, en gewend als de kinderen zijn aan die camera van hun moeder vertonen ze nergens ook maar een spoortje van bevroren ongemakkelijkheid. Zelfbewust en als kleine volwassenen staren ze in de liefdevolle lens.
Als een bijna doorzichtig elfje danst Jessie over een tafel bezaaid met verse tomaten, elders poseert ze met een snoepsigaret tussen haar vingers - compleet met de bijbehorende verveeld uitdagende blik: alleen de krulspelden ontbreken om haar tot een sloerie in de dop te verklaren. Emmett waadt als Tarzan door de rivier en Virginia ligt vertederend te slapen in de contouren van een urinevlek terwijl ze in haar slaap de sprei van zich heeft afgetrapt.
Stuk voor stuk ademen deze foto's een sfeer van vergankelijkheid, van vredige, gelukkige en bovenal arcadische kinderjaren waarin behoudens een bloedneus en hier en daar een geschaafde knie geen vuiltje aan de lucht is. De volstrekte afwezigheid van plastic en tv spreekt boekdelen.
Deze indruk wordt nog versterkt door de bij uitstek romantische technieken die Mann hanteert: geringe scherpte en een zo donker mogelijk afgedrukte omgeving waardoor er iets zwoels en broeierigs ontstaat, een effect dat in de hand wordt gewerkt door negentiende-eeuwse platencamera en de lenzen uit de dagen van Nadar en Atget die Mann bij voorkeur gebruikt.
Manns foto's suggereren in al hun warme en oogstrelende schoonheid intiem en ongedwongen te zijn. Maar schijn bedriegt: samen met hun moeder namen de kinderen regelmatig kunstboeken door op zoek naar bruikbare ensceneringen en houdingen. En het zijn deze bestudeerdheid en al te nadrukkelijk opgelegde symboliek die gaandeweg de tentoonstelling onvermijdelijk gaan leiden tot een irritant soort weeïgheid. Als levensecht wordt dit album van de kinderen Mann gepresenteerd, maar het is allemaal te mooi om waar te zijn.
Dit bezwaar geldt weliswaar iets minder voor het boek waaruit de foto's zijn geput en waarin ook wat realistischer overkomende foto's zijn opgenomen, maar eenmaal geworteld is de overtuiging moeilijk af te schudden dat Sally Mann voor de kinderfotografie is wat Annie Leibovitz is voor de rich and famous: een illusionist en een grossier in gemeenplaatsen. [NRC Handelsblad, 31jan1997]