Fotograferende vuilniskinderen

[Over de expositie Vuilnis Hoop, in: Tropenmuseum, Amsterdam]

Vroeger lag de vuilnisbelt van Guatemale-stad, de hoofdstad van het Middenamerikaanse land Guatemala, aan de stadsrand, maar toen de stad ging groeien bleef de belt waar hij was en nu ligt hij midden in het centrum. (Stel je eens voor dat Dam in Amsterdam of het Vrijthof in Maastricht zo'n vuilnisbelt zou zijn!). Er wonen al anderhalf miljoen mensen in Guatemala-stad, maar de stad groeit nog steeds. Plaats om te wonen is er echter nauwelijks meer - behalve rondom de vuilnisbelt, want daar mag je zonder vergunning nog een huis bouwen. En dat gebeurt dan ook. Er is een sloppenwijk ontstaan waar al 5000 mensen wonen, in huizen die meestal gemaakt zijn van golfplaat, hout, karton en plastic - de dingen die voorhanden zijn op de belt zelf. Ook de school in de vuilniswijk is uit die materialen gebouwd.
De meeste mensen die wonen op de vuilnisbelt werken er ook. Ze zoeken naar afval dat ze sorteren en schoonmaken om het te verkopen op de markt of aan handelaars, die het op hun beurt weer voor hergebruik naar een fabriek brengen. Veel verdien je daar niet mee, en daarom moeten de kinderen meehelpen zodra ze kunnen.
In 1991 bezocht de Amerikaanse fotojournaliste Nancy McGirr de vuilniswijk, en zij trok zich het lot de vuilniskinderen aan. Zij bedacht dat zij natuurlijk foto's van hen kon maken; er zouden vast kranten of tijdschriften zijn die ze zouden willen plaatsen. Maar wat zou er dan veranderen?
Daarom stelde ze voor dat de kinderen uit de vuilniswijk zélf fotojournalisten zouden worden, die hun eigen leven en hun werk in het afval vastlegden. Die foto's konden verkocht worden aan kranten en tijdschriften, en als ansichtkaart. Zo hoefden ze niet meer altijd op de vuilnisbelt te werken om toch geld te verdienen, en hielden ze ook tijd over om naar school te gaan.
Van hun foto's werd een tentoonstelling gemaakt. Die was te zien in Guatemala zelf, maar ook in Amerika en Japan. En nu kun je haar zien in het Tropenmuseum in Amsterdam.
Het is een mooie tentoonstelling. Niet alleen omdat de kinderen soms hele mooie foto's maakten, maar vooral omdat je aan de foto's kunt zien wat zij zelf belangrijk vonden. Grote mensen zouden vast en zeker geprobeerd hebben te laten zien hoe erg het is om bij de vuilnisbelt te wonen, hoe vies het werk is en hoe arm de mensen er zijn. Maar de kinderen letten op de erge en op de mooie dingen.
Rember Ramirez is een van hen. Hij was elf jaar toen hij zijn eerste foto's maakte. Hij fotografeerde de gieren die in de bomen rondom de vuilstort zitten. Ze lijken een beetje op de mensen, schreef hij erbij. Maar hij fotografeerde ook een jongen en een meisje die elkaar zoenen op een muurtje. Ze hebben prachtige kleren aan. Ook vuilniskinderen kunnen verliefd worden.
Marta Lopez (9 jaar) maakte een foto van het huis waarin ze woont met haar vader, moeder en vijf broertjes en zusjes. Het huis bestaat uit één kamer. ''s Ochtends moeten we eerst onze bedden opmaken, de vloer bezemen en de tafel schoonmaken. Daarna moeten we de was doen en mais malen voor de tortilla's', schreef ze erbij. Ze zegt het niet, maar je begrijpt het wel: haar leven is niet gemakkelijk. Maar samen met haar vriendjes en vriendinnetjes kan ze ook veel plezier maken, zoals je kunt zien aan de foto's die haar zusje Rosario (8 jaar) maakte van dansers op een feestdag en van Marta die zich uitdoste als een monster.
'Als je geboren bent op een hoop vuilnis dan leef je van dat vuilnis en als je dood gaat dan zetten ze je bij het vuilnis.' Die bittere uitspraak van een moeder staat onder een foto die gemaakt is op de dag dat de kinderen tussen het vuilnis een lijk vonden. Maar als je naar de tentoonstelling kijkt, dan weet je dat ze ook op alle andere dagen zo tegen het leven aankijkt. Ze zal veel zorgen hebben. Zo bitter zijn de kinderen niet. Zij zien tussen alle armoede en ellende ook nog mooie dingen. Die mooie dingen geven je de moed en de kracht om te proberen iets te veranderen. Daarom heet de tentoonstelling niet 'Vuilnishoop' maar 'Vuilnis Hoop'. [in NRC Handelsblad, kinderpagina, 12mei1995]