Foto's van Keetman ogen bedrieglijk eenvoudig


[Tentoonstelling: Peter Keetman: Bilder aus dem Archiv. Museum Folkwang, Essen (D)]

Er kon in de jaren vijftig en zestig in Duitsland nauwelijks een fotografietijdschrift verschijnen of er stonden wel foto's in van Peter Keetman. Om over publiekstijdschriften, reclamebrochures en jaarverslagen maar te zwijgen, want opdrachtgevers stonden voor hem in de rij. Van kunststof- en autofabrikanten tot architectenbureaus.

In het daarop volgende decennium taande zijn populariteit echter snel. De kleine maar verzorgde overzichtsexpositie in het Folkwang Museum in Essen (ruim 70 zwart-wit foto's gemaakt tussen 1936 en 1990, afkomstig uit Keetmans vorig jaar door het museum verworven archief), maakt in één oogopslag duidelijk waarom.

Keetman was een estheet die vorm prefereerde boven inhoud. Eindeloos kon hij zich buigen over de meticuleuze weergave van oliedruppels op een spiegelend oppervlak, over de rondingen van spatborden en bumpers of de reflectie van rietstengels in kabbelend water. En in de jaren zeventig, waarin de geëngageerde reportage en humanistische fotografie een ware revival beleefden, gold dat al snel als te abstract, technisch en onpersoonlijk. Zijn stijl raakte uit de gratie, zozeer zelfs, dat zijn huidige expositie meer weg heeft van een archeologische vondst dan van een presentatie van de avantgarde van zo'n dertig jaar geleden.

Keetman, dit jaar tachtig geworden, behoorde in 1949 tot de oprichters van de experimenteel georiënteerde groep fotoform. Vanwege haar propagandarol in het nazi-tijdperk had de fotografie alle documentaire aanspraken verbruikt, vonden de groepsleden, die veelal ook persoonlijk traumatische ervaringen uit de oorlog met zich meedroegen (Keetman zelf diende lange tijd aan het Oostfront). In reactie daarop benadrukten zij de individuele visie en de heldere, zo functioneel mogelijke vormgeving van het beeld. 'Verdringings-fotografie' is de fotoform-stijl door latere beschouwers dan ook wel genoemd.

Keetman geldt als de meest uitgesproken en consequente vertegenwoordiger van deze na-oorlogse, Duitse nieuwe zakelijkheid, een beeld dat de expositie bevestigt. Of hij zich nu richtte op de lopende band in een Volkswagenfabriek (1953), plastic flacons (1963) of grassprietjes in de sneeuw (1980), steeds resulteerde het in dezelfde strakke, soms tot abstractie neigende beelden.

Behoudens een toenemende technische vaardigheid is daarbij van een ontwikkeling hoegenaamd geen sprake. In het begin van de jaren vijftig maakt hij met behulp van een aan een touw ronddraaiend lampje meer dan 2000 spiraalvormige opnamen die hij Schwingungen noemt. Twintig jaar later varieert hij erop in talloze foto's van het binnenste van een glasvezellamp. Om in het midden van de jaren tachtig een vergelijkbaar resultaat te boeken met onder lamplicht ronddwarrelende sneeuw: keer op keer een universum van priegelige witte lijntjes in het zwart.

Dat de mens daarin zelden meer is dan een rekwisiet om het beeld visueel in evenwicht te brengen of de functie van het afgebeelde te verduidelijken, spreekt bijna voor zichzelf. In een diagonale compositie van voorbijschietende auto's wachten in een hoekje van de foto enkele voetgangers op het trottoir, over de zwarte zigzaglijnen van een trap bewegen zich twee schimmige damesbenen - alsof ze een noodzakelijk kwaad zijn.

Opname- en donkere kamertechniek spelen in Keetmans benadering een voorname rol, zoals ook blijkt uit de vele ingenieuze dubbeldrukken en de experimenten met licht en beweging die in de tentoonstelling zijn opgenomen. Toch ogen zijn foto's steevast uiterst eenvoudig. Hoe bedrieglijk die indruk echter is, wordt bewezen door zijn raadselachtige foto '1001 gezichten', zonder meer de mooiste uit zijn expositie.

De foto, gemaakt in 1957, toont een fijn rasterwerk met spiegelende laagjes waarin van dichtbij bekeken een gezicht te zien is in telkens iets verspringende uitsnedes. Van enige afstand blijkt echter ook het vageschimmenspel, dat achter het raster te zien is, een gezicht te vormen. In die ene pas naar achteren lijkt het beeld zich om te draaien: van de reflectie van een (onzichtbaar) gezicht vóór het raster naar de optische vervorming van dat erachter.

Het is een foto die tekenend is voor de sfeer van ontdekking en experiment in Keetmans werk, maar die tegelijkertijd ook de beperkingen ervan aangeeft. Want zijn streven naar zuiverheid en technisch perfectionisme is zo dominant dat je er soms wat kriegelig van wordt. Alles in die foto's is bedacht en vervolgens gründlich uitgevoerd. Ze waren al klaar voor er naar gekeken kon worden. Meeslepend zijn ze daarom zelden.

Tegelijk met de tentoonstelling verscheen de dankzij een nieuwe digitale scantechniek absoluut subliem gedrukte monografie Peter Keetman, Struktur und Bewegung. Uit de vele opgenomen (het boek is een zelfstandige uitgave en geen catalogus) straattaferelen blijkt dat Keetman wel degelijk ook meer 'wereldse' fotografie kon bedrijven. Het is een minder bekende kant van zijn oeuvre die hopelijk meer aandacht zal krijgen in het grote Keetman-retrospectief dat eind volgend jaar moet plaatshebben. [NRC Handelsblad, 6nov1996]