Harde actualiteit voert boventoon in Perpignan

PERPIGNAN, 14 SEPT. Precies halverwege de twee weken die Visa pour L'Image beslaat, verandert het fotofestival abrupt van karakter. Want na een week houden de fotografen, journalisten en fotoredacteuren het voor gezien. En zij zijn het vooral die het Zuidfranse Perpignan even maken tot 'wereldhoofdstad van de fotojournalistiek' (festival-directeur Jean-François Leroy). Al zou 'fotobeurs' voor die eerste, professionele week een betere omschrijving zijn.

Kodak en Canon demonstreren er hun nieuwste snufjes op het terrein van de digitale beeldopslag en -bewerking. De vertegenwoordigers van fotobureaus kijken er naar het werk van de collega's en onderhandelen over rechten. Persoonlijke banden worden aangehaald en nieuwtjes uitgewisseld.
Die zakelijke en sociale kant, inclusief de bijbehorende vrolijkheid en vertier tot in de kleine uurtjes, verklaren voor een groot deel de populariteit van het festival. Maar op het punt van de fotojournalistiek, waarover het in de kern zou moeten gaan, heeft Visa opvallend minder te bieden.
Zeker, er is werk te zien dat tot op heden nog nauwelijks ergens is gepubliceerd. Zoals de foto's van aidspatiënten in Oeganda, van de Italiaan Paolo Peregrin, die dit jaar werden onderscheiden met de door Kodak ingestelde prijs voor jonge fotografen. Of het werk van Francesco Zizola die in een stijl en met een breedvoerigheid die doet denken aan de projecten van Sebastiao Salgado, het bittere lot van kinderen fotografeerde in landen als Brazilië, Sierra Leone en Bangla Desh.
Hoewel de actualiteit of dat wat daar voor doorgaat, de boventoon voert, is er ook ruimte voor historisch werk zoals dat van de fameuze Life-fotografe Margaret Bourke-White (al is het wegens het gemakzuchtige karakter een tegenvallende expositie die weinig meer biedt dan een handvol bekende foto's) en het vergeten fotografen-echtpaar Hansel Mieth en Otto Hagel. Ook deze twee Duitse immigranten werkten jarenlang voor Life, dat ze als een baksteen liet vallen toen ze het slachtoffer werden van McCarthy's 'communistenjacht'. Hun tentoonstelling bevat vriendelijke beelden uit de tijd dat het nog niet ging om het hardste shot, al liegen ook hun foto's er niet om: werklozen in de jaren dertig graaiend naar uitgedeelde arbeidsbriefjes, vakbondactivisten achter de tralies, geïnterneerde Amerikaanse Japanners na de aanval op Pearl Harbour.
Maar voor een festival dat zich presenteert als de vaandeldrager van de fotojournalistiek is het opmerkelijk hoe weinig inhoudelijke afwegingen er in het programma en in de individuele exposities over het vak gemaakt worden. De fotojournalistiek is niet dood, ze wordt alleen te weinig gepubliceerd, zo luidde het motto van de achtste editie van Visa. Wegen om uit de impasse te geraken worden echter nergens aangegeven.
Er is een massale, uniform gepresenteerde beeldenvloed: pakweg vijftig foto's op hetzelfde formaat in een lange rechte rij. En dat wand na wand, zaal na zaal, locatie na locatie. Maar of er buiten de uiteraard ruimschoots aanwezige 'hard nieuws'-fotografie (lijken in alle mogelijke staten van ontbinding, kapotte kinderen in Tsjetsjenië, de vers afgehakt hoofden in de straten van Liberia in close-up en kleur waarmee Patrick Robert dit jaar de Visa d'Or voor nieuwsfotografie verdiende; zelfs de meest geharde cynicus loopt na een paar dagen Perpignan emotioneel op zijn tandvlees) sprake is van nieuwe benaderingen, van nieuwe visuele visies, daarover wordt met geen woord gerept. En eerlijk gezegd, er valt in de beeldenstorm ook geen enkele lijn te ontdekken. Of het zou moeten zijn dat het merendeel van wat als reportage wordt aangeprezen vaak uit nauwelijks meer bestaat dan een handjevol veelzeggende beelden; de rest, technisch weliswaar goed, is niet meer dan illustratie. Het is kenmerkend voor de wijze waarop tijdens Visa de kwaliteit van het beeld verwart wordt met de kwaliteit van het verhaal, in het midden latend of dat nu ligt aan de fotografen zelf of aan de redacteurs van hun agentschappen.

Nee, de fotojournalistiek is niet dood. En dat zal ze ook niet gaan, daarvoor is de behoefte aan beeld te groot. Maar de vraag is wel of de wijze waarop het genre in Perpignan op een voetstuk wordt geplaatst, haar gezondheid ten goede komt. [NRC Handelsblad, 14sep1996]