Het gruwelkabinet van Gilles Peress

[Over Gilles Peress' Farewell to Bosnia, in: Nederlands Foto Instituut, Rotterdam]


We zijn inmiddels het een en ander gewend als het gaat om oorlogsbeelden uit het voormalige Joegoslavië. Toch ontkomt niemand bij het zien van de foto's van de Frans-Amerikaanse fotograaf Gilles Peress aan een gevoel van onpasselijkheid. Stil en ongemakkelijk schuiven de bezoekers langs zijn expositiewanden, regelmatig wordt de blik in walging afgewend. Wat moet je ook met detailopnamen, formaat 100 bij 60 centimeter, van stompen op plekken waar kortgeleden handen zaten, van bloeddoordrenkte lakens, van hechtingen na een beenamputatie? Peress' ongekend harde en directe foto's maken de zaal in het Nederlands Foto Instituut tot een gruwelkabinet.
Gilles Peress (1946), sinds 1974 verbonden aan het foto-agentschap Magnum, verbleef vorig jaar drie maanden in het oorlogsgebied. Met 'Farewell to Bosnia' laat hij zijn belevenissen in en rond Mostar, Tuzla, Sarajevo en Sreberenica zien. De foto's lijken op dagboeknotities, ervaringen die zonder enige reflectie tegen de wand zijn gesmeten. Ze kennen geen andere samenhang dan die van de oorlog. Chaos overheerst.
Dat geldt zowel voor de beelden als voor de foto's zelf: scheef, met ruwe kaders en dwars door het beeld lopende vegen en vlekken. Peress heeft een voorkeur voor het fotograferen door kapotgeschoten ramen en muren, en maakt veelvuldig gebruik van reflecterende ruiten. Dezelfde persoonlijke stijl waarin hij in 1979 en 1980 in Iran fotografeerde, foto's die in 1984 werden gebundeld in het boek Telex: Iran.
In 'Farewell to Bosnia' wijst Peress nergens op oorzaken of daders. Iedereen is slachtoffer. Als hij al met een beschuldigende vinger wijst dan is het indirect, in het van een televisiescherm overgenomen gezicht van politicus, dat in zijn misvorming op een varken is gaan lijken.
De brieven die hij schreef vanuit het oorlogsgebied en die te lezen zijn in de dummy van het boek dat binnenkort verschijnt, laten daarentegen niets aan duidelijkheid te wensen over. Wij zijn grotere misdadigers dan de Serven. Wij zijn degenen die niets doen, lijdend aan de ziekte die het Grote Vergeten heet. Hij vergelijkt de etnische zuiveringen met de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Bitter beschrijft hij de ervaringen met Duitse neo-nazi's die hij opdeed op weg naar zijn reisdoel.
'Farewell to Bosnia' heeft de impact van een frontale botsing. Dat effect wordt versterkt door de vormgeving van de tentoonstelling. Aan de lange ononderbroken wand van de pijpenla hangen twee dominerende grote fotoblokken, elk van drie rijen met veertien foto's, pal naast en boven elkaar. Vervolgens is er een tijdje niets, en dan komt er weer een blok. Maar ditmaal zijn er plekken opengelaten: Die witte vlakken kan men nu dus zelf invullen, en en passant krijgt de kijker de kans even op adem te komen, al is het maar van korte duur.
Een man met een gruwelijke open beenwond, gevat in een beangstigende constructie van stalen platen en pennen. Twee kinderen in een ziekenhuis, met littekens en afgeschoten ledematen. Een man met windsels om zijn hoofd die met een keurig strikje onder zijn kin zijn vastgebonden. Een geblakerd familiealbum tussen de rommel, en een foto van een jonge dode soldaat als een stuk vuil gedeponeerd op een lap landbouwplastic.
Wat brengen zulke overweldigende, verbijsterende foto's teweeg? Woede, onmacht, afkeer? Of wordt hier verteld dat er niets nieuws onder de zon is, dat de mens bij uitstek tot onmenselijkheid in staat is?
Is anyone taking any notice? is de retorische titel die oorlogsfotograaf Don McCullin ooit aan een van zijn boeken gaf. Wat Peress evenals McCullin gaande houdt - totdat je het niet langer meer kunt aanzien - is de wetenschap dat er evenmin iets verandert als je die foto's niet maakt. 'Engel des doods' noemt Peress zichzelf, 'een huurling met geen andere loyaliteit dan de camera'.
Gelijktijdig met Farewell to Bosnia vinden in het Foto Instituut nog twee andere exposities plaats. Leo Erken, fotojournalist van 1994, toont de zorgvuldig gecomponeerde en keurig ingelijste opnamen die hij de afgelopen jaren in Rusland maakte over de oorlog tussen Georgië en Abchazië, met zwerfkinderen op het Poesjkinplein, de mislukte putsch van 1991 en 1993. De Engelsman Paul Reas legde kleurrijk vast hoe het Engelse industriële erfgoed tot een serie pretparken is omgebouwd, inventief gemonteerd op roestige stalen platen.
Goede en integere foto's, daar niet van, maar ze bezwijken onder het visuele geweld van Peress. Daar is geen kruid, hoe knap en kleurrijk ook, tegen opgewassen. [in: NRC Handelsblad, 30mei1994]