In de eerste plaats spontaan


Straatfotografie is een vervelend woord. Het doet denken aan straatventen, en aan de vriendelijk lastige jongeren die je, vooral bij toeristische attracties, een bonnetje in handen duwen dat aan het eind van de dag onder exorbitante bijbetaling geruild kan worden tegen een steevast even haastig als flets bewijs van je aanwezigheid. Het heeft ook iets laatdunkends. Zo hoorde ik het ooit door een fotoredacteur gebruiken tegen een fotograaf die naar zijn smaak te veel 'losse eindjes' in zijn foto's stopte. Een gebaartje hier, een glimlach daar, maar de auto's stonden er maar voor de helft op en waarom deden die mensen op de achtergrond toch van die onduidelijke dingen?
Het is allemaal onbegrip, zoals Colin Westerbeck (curator aan het Art Institute of Chicago) en fotograaf Joel Meyerowitz eens te meer aantonen in Bystander, het zeer lijvige en studieuze boek waarin voor het eerst de straatfotografie als genre onder de loep wordt genomen.
Straatfotografie is in de eerste plaats spontaan, schrijven ze: De chaotische energie en de toevalligheden van het alledaagse leven vormen de belangrijkste ingrediënten. Humor en ironie zijn onlosmakelijk aan het genre verbonden - zoals ook blijkt uit bovenstaand straattafereel in New York, in 1950 gefotografeerd door Dan Weiner -, maar ook voor het pittoreske heeft de straatfotograaf een scherp oog.
Essentiële voorwaarde is echter altijd snelheid en alertheid, vandaar dat straatfoto's allesbehalve hoeven uit te blinken door afgewogen compositie en uitgekiend lichtgebruik. Maar er zijn fotografen
die in het genre grote hoogte hebben weten te bereiken zoals Robert Frank, Henri Cartier-Bresson, André Kertèsz en vooral natuurlijk de Amerikaan Garry Winogrand, de ongekroonde koning van de 'losse eindjes'.

[Over Colin Westerbeck en Joel Meyerowitz:  Bystander. A History of Street Photography]in: NRC Handelsblad, 7jan1995. Foto: André Kertesz]