Kiekjes van rommelende Mondriaan

[Over de expositie Fotografen ontmoeten Mondriaan, in: Galerie Mondriaanhuis, Winterswijk]

Een stilleven met pijp, asbak en twee brillen. Vrolijke mensen bij een Parijs' theater na de uitvoering van Stravinsky's Sacre du Printemps in 1926. Een groepsportret uit 1942 van Europese kunstenaars in ballingschap in New York. Het zijn vijf heel verschillende foto's, maar ze hebben alle iets te maken met de schilder Piet Mondriaan.
Het ligt voor de hand dat in het Mondriaan-jaar niet alleen zijn schilderijen maar ook de meest uiteenlopende parafernalia aan bod zullen komen. Fotografen ontmoeten Mondriaan, een tentoonstelling in Galerie Mondriaanhuis in Winterswijk, is er een voorbeeld van. De galerie is gevestigd naast de woning waarin de schilder zijn jeugd doorbracht, en op de plaats waar tot elf jaar geleden de school van vader Mondriaan stond: de school zelf werd afgebroken toen hij op de monumentenlijst dreigde te komen.
Verreweg de beroemdste deelnemer aan de tentoonstelling is André Kertész. In 1925 vertrok hij vanuit zijn geboortestad Boedapest naar Parijs, de stad waar Mondriaan sinds 1912 woonde en werkte. Door een gemeenschappelijke vriend werd hij bij Mondriaan geïntroduceerd en maakte een handvol foto's van de schilder en zijn studio. Dat stilleven met pijp en brillen bijvoorbeeld, en die beroemde foto waarop een openstaande deur zicht biedt op de studio. We zien de bocht van de trapleuning en drie lichtovergoten traptreden en aan de andere kant van de deuropening, in het atelier, een tafel met een kleine ronde vaas met een bloeiende dotterbloem.
Niet voor niets behoren die foto's, samen met de twee ook aanwezige portretten waarop Mondriaan zich laat kennen als een wat strakke man met een borstelsnor, tot de klassiekers uit Kertész' oeuvre: schitterende opnamen die als foto's, los van de naam die aan de persoon en de locatie verbonden is, een tijdloze aantrekkingskracht hebben.
Veel andere foto's op de expositie missen die 'impact'. Dat ligt voor de hand: een interessante persoonlijkheid levert niet per definitie interessante foto's op. Maar het maakt wel dat je het gevoel krijgt je te bevinden in een uitdragerij met curiosa uit de fotografie: een anonieme kiek van een kunstenaars-etentje, de fotootjes van Lisette Model uit april 1941 van de opening van een Newyorkse tentoonstelling, of het handjevol dat Cas Oorthuys in 1937 op bezoek in Parijs maakte. Vier portretjes 'en profil' en twee keer een schilderij op een ezel: schuchter, anders dan dat kun je deze foto's niet noemen. Meerwaarde kregen ze pas achteraf, toen bleek dat Oorthuys de enige Nederlandse fotograaf was die de moeite had genomen Mondriaan te fotograferen.
De foto's die fotografisch het minst interessant zijn, maar menselijk gezien het meest te bieden hebben, zijn gemaakt door schilder Fritz Glarner (1899-1972), een Zwitser die zich in 1923 in Parijs vestigde en bevriend raakte met Mondriaan. Glarner emigreerde in 1936 naar New York, vier jaar later gevolgd door zijn vriend. Glarner fotografeerde zonder pretenties: al zijn negatieven zijn verloren gegaan, een handvol afdrukken uit 1943 en 1944 bleef bewaard.
Technisch valt er veel op die foto's aan te merken: belichting, compositie, kadrering - er klopt geen hout van. Maar het ongedwongen en intieme karakter van zijn opnamen maakt ze tot de spreekwoordelijke vondst in de uitdragerij. Mondriaan bij zijn platenspeler, rommelend in het atelier, verf mengend, zich onderhoudend met andere kunstenaars, en dan een handvol kiekjes van de straat waarin zijn atelier, ingeklemd tussen Lester's Sandwichshop en een juwelier, gevestigd is. Het zijn foto's die meer dan de toen nog jonge Arnold Newman of van de toen reeds vermaarde George Platt Lynes iets laten zien van de schilder Mondriaan.
Na de plotselinge dood van Mondriaan in 1944 kreeg beroepsfotograaf Fernand Fonssagrives van het tijdschrift Town and Country opdracht de studio vast te leggen voordat de huiseigenaar tot ontruiming zou overgaan. Ook die foto's zijn tentoongesteld: strakke fantasieloze interieursfoto's in zwart-wit. Overal hangen onduidelijke grijze vlakken en vlakjes.
Glarner, de amateurfotograaf, legde ook het atelier vast. En hij deed het zoals het moest: in kleur. Op zijn foto's zie je wat al die grijze kleurvlakjes in werkelijkheid zijn: kleurproeven, die van de witte wand een Mondriaan in wording maken. En net als de beroepsfotograaf Fonssagives fotografeert Glarner de pick-up op het sinaasappelkistje. Alleen bij hem zie je ook de langspeelplaat ernaast. Merk: Decca, titel: Boogie Woogie.
Na de interieur-opnamen gebruikte Fonssagrives de studio nog even snel als locatie voor een mode-opdracht. Heel toepasselijk sluit tentoonstelling met die foto's af. Want het was de eerste keer dat Mondriaans naam en oeuvre werden misbruikt. In dit Mondriaan-jaar zal dat ongetwijfeld nog menigmaal voorkomen. [in: NRC Handelsblad, 11apr1994]