Larry Towell is in de eerste plaats boer

[Interview met World Press-winnaar Larry Towell]

AMSTERDAM, 27 APRIL. Op de winnende World Press-foto van Larry Towell staan Palestijnse kinderen zwaaiend met revolvers voor een met graffiti bekladde muur. Ook de serie waaruit de winnende foto stamt kreeg een eerste prijs, in categorie General News, Stories. Daarnaast kreeg Towell de eerste prijs in de categorie Daily Life, Stories voor zijn serie over Mexicaanse mennonitische migranten-arbeiders.
De opsomming doet een druk rondreizende full time fotojournalist verwachten. Niets is minder waar: Towell is in de eerste plaats boer, dan pas fotograaf. Samen met zijn buurman verbouwt hij graan op 30 hectare land in Ontario, Canada. Hij kweekt zijn eigen groente en fruit en hakt hout voor de verwarming van zijn huis.
Towell: Het is soms moeilijk met de fotografie te combineren. Het boerenbestaan stelt dwingende eisen. Maar het houdt me nederig. Het leven daar, samen met mijn vrouw en mijn vier kinderen, houdt mij in balans.
De World Press-onderscheiding kwam voor Towell als een complete verrassing, vooral omdat behalve het nieuwe Engelse fototijdschrift Reportage oorspronkelijk niemand zijn serie over de Gazastrook wilde plaatsen. Mooie foto's ja, maar te weinig hard nieuws.
Towell: Maar wat is dat eigenlijk, hard nieuws? Foto's van feiten. Niet het soort foto's dat begrip kweekt voor de situatie waarin ze zijn genomen, laat staan voor de geschiedenis ervan. Goede fotografie bevat volgens Towell 'de symbolen van de tijd'. Hij vergelijkt het met een roman: Als je wilt weten hoe het was in het tsaristische Rusland, dan lees je niet de kranten van die tijd maar lees je Dostojevski.
Over hoe die symbolen door fotografen gemaakt moeten worden heeft hij uitgesproken ideeën. We moeten niet als gekken op feiten jagen en overal als eerste bij willen zijn. Die strijd leggen we af tegen de televisie: wij kunnen nu eenmaal niet live uitzenden. Een fotojournalist heeft tijd nodig. Nou, laat hij die dan ook gebruiken. Daar ligt de kracht van het medium.
Towell begon met fotograferen in 1984. In het kader van het Amerikaanse Witness for Peace Program verbleef hij enkele maanden Nicaragua in de oorlogszone tussen de Sandinisten en het leger van Somoza. Amerikaanse staatsburgers ('Ach, een Canadees mocht ook wel mee') moesten met hun ervaringen de publieke opinie thuis beïnvloeden. Towell, die in de tijd het boerenbestaan combineerde met dat van folkmuzikant en dichter, besloot tijdens zijn verblijf een boek te maken. Er moesten ook foto's bij die hij, omdat er geen fotograaf in de buurt was, zelf maar maakte. Thuisgekomen besloot hij dat het zonde was ze in een lade te laten liggen.
Camera, film, afdrukken maken. Dat wist ik van mijn opleiding aan de kunstacademie. Verder niks. Ik dacht dat het foto-agentschap Magnum een bibliotheek was. Je zag die naam toch altijd achter die van de fotograaf staan? Daarom belde ik ze op. Ik moest maar wat opsturen naar New York. Een paar maanden later kreeg ik een telefoontje.
Magnum is een coöperatie. De fotografen die er deel van uitmaken beschouwen fotografie als een verlengstuk van zichzelf. Dat sprak me aan. En ze begrepen mijn foto's. Ik dacht: in al mijn songteksten en in mijn gedichten heb ik altijd gezocht naar geschreven beelden. Laat ik me nu eens in fotografische beelden verdiepen.
Hij maakt zijn boek over Nicaragua af (Somoza's Last Stand) en begon aan zijn project over mennonitische migranten uit Mexico die hij kende omdat hij ze in de oogsttijd in dienst nam. In 1988 werd hij aspirant lid van Magnum. Verandering bracht dat nauwelijks: Opdrachten krijg ik niet. Ik woon geïsoleerd op het platteland. Ik ben een boer en ga mijn eigen gang.
In 1992 leerde hij een Palestijnse psychiater kennen die in de Gazastrook een kliniek heeft voor mensen die door de oorlog getraumatiseerd zijn. Zijn ervaringen spraken Towell sterk aan: Het Palestijnse verhaal is in essentie een verhaal over land, dat raakt me vanwege mijn eigen bestaan.
In februari 1993 zocht hij hem op, in mei en september ging hij nog eens. Tijdens dat laatste bezoek maakte hij de foto die World Press zou winnen. Er gebeurde niets die dag. Ik reed rond met een PLO-chauffeur, een must als je daar wilt overleven. Ik zag die kinderen, dezelfde kinderen die in de frontlinie van de Intifadah staan. Ze spelen: oorlogje. Met die muur op de achtergrond kwam ineens alles samen wat ik daar had gezien. Toeval ja. Maar zo hoort dat bij goede fotografie. Je struikelt van het een naar het ander: je ogen achterna. Donderdag reist hij vanuit Amsterdam weer af naar de Gazastrook. [in: NRC Handelsblad, 27apr1994]