Liefde voor het oude leven

[Tentoonstelling: Frank Eugene. Fotograaf tussen traditie en avantgarde, Museum voor Fotografie, Antwerpen]

In de zomer van 1900 fotografeerde Frank Eugene Smith, waarschijnlijk ergens op het Engelse platteland, een werkpaard; zo'n stevige kolos met glimmende, gespierde flanken. En al was de resulterende foto niet veel groter dan een ansichtkaart, het origineel werd er alle eer mee bewezen.

Over de achtergrond moet Smith echter minder tevreden zijn geweest. Dat deel van zijn negatief bewerkte hij tenminste danig met een etsnaald. Kinderlijk krasserig deed hij het, zodat zijn ingreep duidelijk zichtbaar was en de staldeuren waartegen het dier stond er toch doorheen bleven schemeren.

Geen wonder dat menig contemporain vakgenoot vond dat die Eugene maar wat aan rotzooide. Die kritiek gold zeker ook zijn portretten, die gemaakt leken in een 'curiositeitenwinkel', zoals een criticus het formuleerde. Draperietje hier, parelkettinkje daar, en zijn achtergronden waren maar een rommeltje. En hoe kon het ook anders bij een fotograaf die te kennen gaf het daglichtatelier te beschouwen als 'een uitstekende plek om exotische planten te kweken'?

Aan het werk van de in Amerika uit Duitse voorouders geboren Eugene (1865-1936), tijdgenoot van fotografen als Steichen en Stieglitz (met wie hij in 1902 in New York de Photo-Secession oprichtte), is nu in het bescheiden maar sympathieke Antwerpse Museum voor Fotografie een verzorgde overzichtstentoonsteling gewijd. De expositie bevat ruim honderd foto's die gedrukt zijn op inmiddels exotische maar in vergelijking met de hedendaagse fotomaterialen zoveel warmere en stemmingsvollere beelddragers als platina-, broomolie- en gaslichtpapier.

De tentoonstelling is vooral te danken aan de oplettende antiquair die in 1988 op een vlooienmarkt in München (waar Eugene de tweede helft van zijn leven grotendeels doorbracht, als docent aan de Lehr- und Versuchsanstalt für Photographie) meer dan 350 originele foto's tussen de afgedankte huisraad ontdekte. Tot dan toe werd er vanuit gegaan dat Eugene's werk, op uitzondering na, zoals de foto's die hij leverde voor Stieglitz' fameuze tijdschrift Camera Work, verloren was gegaan.

'Fotograaf tussen traditie en avantgarde' wordt Eugene in de ondertitel van zijn tentoonstelling terecht genoemd; hij zat ingeklemd tussen het tijdperk van de met symboliek beladen picturalisten en de moderne, Nieuwe Zakelijkheid van de jaren twintig.

Toch hoort hij gezien zijn vormgeving en enscenering, toch vooral bij de negentiende eeuw, getuige zijn zwoele, doelbewust vaag gehouden genrestukken (herders met lammeren, jonge vrouwen met vazen en bloemstukken) en het portfolio met klassieke studies van het mannelijk naakt dat hij nog in 1914 zou maken en waarin hij zijn model als een antieke worstelaar liet poseren met boog, harp en discus.

Nergens wordt Eugene's visuele affiniteit met de vorige eeuw echter duidelijker dan in zijn portretten, gemaakt veelal van vertegenwoordigers uit de wereld der kunsten, aristocratie en hoge burgerij. Het zijn doorwrochte, nadrukkelijk geposeerde en op de schilderkunst geïnspireerde beelden; robuuste, vastberaden karakterkoppen van de mannen, dromerig en romantisch getoonzet bij de vrouwen.

Al werd Eugene's fotografie zoals de expositie overtuigend laat zien in de loop van zijn leven steeds soberder, directer en lichter, de strakke helderheid die de generatie na hem tentoon zou spreiden benaderde hij nimmer.

Toch diende de nieuwe tijd zich hier en daar al wel voorzichtig aan. Niet in die effectvolle experimenten met de etsnaald; dat bleef zoals voorheen 'onfotografisch' gedrag. Nee, het zit 'm vooral in het handjevol foto's dat zich lijkt te onttrekken aan de bemoeizucht van de fotograaf, zoals het prachtige portret dat hij in 1908 maakte van Gabriele von Lenbach, de latere vrouw van uitgever Kurt Neven Dumont. Eugene probeerde te toveren met orchideeën, parelsnoertjes en bijzettafeltjes, en al laat zij zich het allemaal weggevallen, frunnikend aan de plooien van haar Jugendstil-jurk toont ze overduidelijk dat ze in die curiositeitenwinkel niet thuishoort. [NRC handelsblad, 19mrt1996]