Mark en Avedon in Keulen

[Exposities in het kader van de Photokina, Keulen, D]

De Amerikaanse fotografe Mary Ellen Mark (1940) heet fotojournaliste te zijn. Ze doet verslag van het leven van de ontrechten, machtelozen en zwakken: psychiatrische patiënten, zwerfkinderen, straatprostituées, lepralijders. Haar reportages verschijnen in tijdschriften als The New York Times Magazine, Life, Vogue en Esquire. Voor dat werk werd ze veelvuldig onderscheiden. In 1981 en 1985 kreeg ze de Robert F. Kennedy Journalism Award, en in 1988 de George W. Polk Award for Photojournalism.
De 120 foto's op de overzichtstentoonstelling 25 Years die ter gelegenheid van de Photokina, de grootste vakbeurs ter wereld voor de fotoindustrie, nu te zien is in het Museum für Ostasiatischen Kunst in Keulen, worden niet in hun oorspronkelijke journalistieke context gepresenteerd.
Een foto van de met riemen aan een beddespijl gebonden voeten van een psychiatrische patiënt hangt naast de foto van een blind meisje dat zich vasthoudt aan het kozijn van een openstaand raam. Het beeld van twee kinderen spelend met een pop, in een zigeunerkamp bij Barcelona, hangt naast dat uit een kolonie voor leprapatiënten waarop zich de schaduw van een kind aftekent op een muur (Bagalore, India). Het zijn combinaties die niet worden bepaald door de inhoud, maar door beeldende elementen als lichtval en compositie.
Het is een gelukkig gekozen manier van presenteren: de fotografie komt op de voorgrond te staan en nu wordt ook duidelijk hoe beperkt de typering 'fotojournaliste' eigenlijk is. Je zou Mark net zo goed een portretfotograaf kunnen noemen, of, gezien het zorgvuldige arrangement van haar beelden, een fotograaf van stillevens.
De situaties waarin Mark fotografeert zijn voor de gefotografeerden meestal uitzichtloos. Toch kijken ze telkens weer met onmiskenbare trots in de lens: ze zijn geen willoze slachtoffers.
Zelfs in die situaties waarin ze volledig afhankelijk zijn geworden van de hulp van anderen, benadrukt Mark in de eerste plaats hun waardigheid zoals haar foto's van het werk in de klinieken van Moeder Theresa in Calcutta of in de indrukwekkende foto van een zwarte verpleegster die het uitgemergelde gezicht van een oude blanke vrouw tussen haar formidabele handen houdt. Vaak wordt haar werk daarom in één adem genoemd met dat van in de humanistische documentaire traditie werkende fotografen als Eugene Smith en Robert Capa.
Een van de indringendste foto's hangt een beetje weggemoffeld in een hoekje, maar het effect is er niet minder om. De foto toont een Amerikaans gezin - vader, moeder, twee kinderen - in een auto, ergens langs de weg naar Nergenshuizen. Op de achtergrond tekent zich als in een klassieke 'road movie' het desolate landschap af, inclusief de onvermijdelijke telegraafpalen. De man heeft zijn armen beschermend om de vrouw geslagen, zij heeft haar armen voor haar buik gevouwen en lijkt zo vooral zichzelf vast te houden. Op de achterbank zitten de kinderen. De oudste, een meisje, heeft in een teder gebaar haar hand tegen de wang van haar broertje gelegd. Er ligt rommel op het dashboard en op de vloer, de bekleding hangt aan flarden en de lak is verschoten.
Dat alles registreer je, maar waar je naar blijft kijken is de blik in al die ogen. De gelatenheid in die van de man, de dodelijke vermoeidheid in die van de vrouw, en de exacte kopie ervan in de ogen van de beide kinderen. Het is een foto die ook zonder nadere feiten een verhaal vertelt.
Behalve het werk van Mark is in Keulen, in de Josef Haubrich Kunsthalle, ook een retropspectief van de Amerikaan Richard Avedon ingericht, samengesteld ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. De tentoonstelling is gebaseerd op de twee boeken die recent van de fotograaf verschenen: An Autobiography en Evidence 1944-1994. Verdeeld over twee verdiepingen is in de kunsthal een doolhof van kleine zaaltjes gecreëerd waarin om en nabij de 350 foto's zijn opgehangen - een even overdonderende als vermoeiende hoeveelheid.
Er is ruim aandacht voor de modefotografie (met name voor Harpers Bazaar) die Avedon internationale vermaardheid bracht, maar het merendeel van de zalen is gevuld met portretfotografie. Uit alle periodes en projecten is een handvol gekozen: van de Italiaanse straatartiesten kort na de Tweede Wereldoorlog tot het publiek bij de opening van de Brandenburger Tor in 1989, en van de uit diverse net-niet-aaneensluitende foto's bestaande groepsportretten zoals van Andy Warhols Factory of de familie van de dichter Alan Ginsberg, tot de intense individuele arbeidersportretten uit In the American West.
Hoewel Avedons oeuvre zich geconcentreerder in zijn boeken laat bekijken, bevestigt de tentoonstelling zijn reputatie als een van de belangrijkste en invloedrijkste portretfotografen van de laatste vijftig jaar.