Paul Strand: al het tijdelijke terzijde


[Over Paul Strands The world on my Doorstep, in: Folkwangmuseum, Essen, D]

In 1950 fotografeert Paul Strand vier oude vissers op een bankje bij de Bretonse haven van Douarnenez. Ze kijken alle vier het beeld uit, ieder een andere kant op. Toch vormen ze overduidelijk een groep met een gemeenschappelijke geschiedenis: je ziet het aan hun postuur, aan hun kleding en aan het gemak waarmee ze elkaars aanwezigheid velen.
De foto is kenmerkend voor het werk dat Strand in zijn tweede leven in Frankrijk maakte. Hij liet zoveel mogelijk weg, zelfs het leven dat hij eigenlijk wilde fotograferen: de vissers onderhouden zich niet met elkaar, zoals mensen in geen enkele foto van Strand iets samen doen. Soms lijkt het belangrijkste dan ook niet in, maar tussen zijn foto's te zitten.
Toen Paul Strand in 1950, zestig jaar oud, het geestdodende klimaat van de Koude Oorlog in zijn geboorteland Amerika ontvluchtte om zich te vestigen in Frankrijk, had hij er al een heel leven opzitten. Hij behoorde met Ansel Adams, Edward Weston en Walker Evans tot de pioniers die de moderne Amerikaanse fotografie artistieke (en dus museale) status hadden gegeven, en vanaf de jaren dertig had hij een naam opgebouwd als maker van sociaal bewogen documentaire-films.
In het begin van de jaren veertig besloot hij het filmen de rug toe te keren en zich weer volledig aan de fotografie te wijden. Hij begon aan de voorbereidingen van wat zijn eerste boek zou worden: Time in New England, een portret van de streek 'in termen van het karakter van het land, van de mensen die er wonen en van de dingen die ze hebben gemaakt en gebouwd'. Het boek verscheen in 1950, kort voor zijn vertrek naar Europa.
De tentoonstelling The World On My Doorstep, nu in het Folkwang Museum in Essen, begint op dat punt in Strands leven. Daar is wel iets voor te zeggen: het markeert de definitieve keuze voor de thematiek die hem zijn hele leven al had beziggehouden - het leven van mensen die door harde, eerlijke arbeid hun brood verdienen in harmonie met natuur en techniek.
De beperking tot het 'Europese' oeuvre betekent wel dat het een en ander ontbreekt, zoals de portretten van zijn eerste vrouw Rebecca, zijn bekende straatfoto's uit Manhatten en zelfs de zo nauw aan het Europese werk verwante foto's uit New England. De paar vroege foto's die er wel hangen (een stilleven, de schaduwen van een hek, wandelende mensen in City Hall Park) zijn willekeurig gekozen en geven nauwelijks een indruk van Strands historische rol.
Toch hebben ze meer dan alleen een illustratieve functie. Stuk voor stuk zijn het anekdotische foto's: altijd is de aanleiding voor het maken van de foto direct herkenbaar. En als er iets is dat Strands werk sinds 1950 kenmerkt, dan is het wel het ontbreken daarvan.
Vanaf 1950 fotografeert Strand behalve in Frankrijk, in Italië, Ghana, Egypte, Marokko, Roemenië en op de Hebriden. Maar nergens toont hij nog een gebeurtenis, een handeling, laat staan een emotie. Al het tijdelijke is als niet essentieel terzijde geschoven.
Het is al heel wat als je op een foto van twee vrouwen voor een kerk in St. Maries de la Mer ineens een klein kind door een spleet in de kerkdeur ziet gluren. Zelfs als hij in Frankrijk een landschap fotografeert waarin een vrouw bezig is met hooien, fotografeert hij niet de handeling maar suggereert haar slechts: de vrouw staart voor zich uit over de akkers, rustend met haar handen op een hark.
Wat hij wilde was op die manier de kern raken van het leven, de wezenskenmerken die zowel het verleden als het heden in zich verenigen, (..) de gemeenschappelijke noemer die op onze gemeenschappelijke oorsprong wijst.
Of het nu een mens is, een stilleven of een landschap, bij Strand is het nooit alleen dat: alles is symbool voor het dagelijks leven waarvan het deel uitmaakt. Het betekent ook dat zijn foto's niet alleen op zichzelf maar vooral in onderlinge samenhang met de andere uit een serie bekeken moeten worden. Op latere leeftijd zou hij zelfs niet langer zijn foto's, maar zijn boeken als de essentie van zijn levenswerk beschouwen.
De laatste jaren van zijn leven wijdde Strand aan het maken van detailopnames in de tuin van zijn huis in Orgeval. Hij kwam erachter dat hij zijn hele leven bezig was geweest met het fotograferen van 'de wereld voor zijn drempel'.
Op de tentoonstelling hangen er zeven, waaronder de enige uit de tentoonstelling die een titel heeft die meer doet dan beschrijven van wat erop te zien is. 'The Happy Family' heet die foto: acht kleine bloeiende witte bloemen, in een hoekje bij een stenen muur. In al haar ingetogenheid is de foto symbool voor een oeuvre dat in z'n geheel een hoogtepunt is. [in: NRC Handelsblad, 3jun1994]