Piet Zwart, typotect van beroep

[Tentoonstelling: Piet Zwart, Praktisch bruikbare foto's. Stedelijk Museum, Amsterdam.
Boek: Kees Broos, Piet Zwart]

"De eerste opnamen zijn overtuigend mislukt. Ik belichtte in volle zon, buiten, met volle opening 5 minuten. Geen spoor van een beeld; 6 minuten; nog niets; een egaal grijze plaat. Wat wisten we van fototechniek: niets.''

Piet Zwart (1885-1977) presenteerde zich op latere leeftijd graag als de dilettant die ongehinderd door kennis van zaken het ingeslapen Nederlandse fotowereldje wakker had geschud. Zoals hij dat ook in de typografie had gedaan. Zelfs wat onderkast en kapitalen waren had hij niet geweten - een drukkershulpje had hem wegwijs moeten maken.
Feitelijk was het onzin en deed hij er zichzelf mee tekort, maar dergelijke anekdotes deden het uitstekend in de sleetse, gezapige sfeer die er midden jaren twintig hing in de Nederlandse fotografie en typografische vormgeving. En passant gaf hij er natuurlijk precies mee aan hoe nieuw en uitdagend het was wat hij, samen met zijn collega's Gerrit Kiljan en Paul Schuitema had neergezet: die met strakke typografie tot reclamedrukwerk en brochures geïntegreerde foto's, fotomontages en fotogrammen. Wat ze maakten was nieuw (althans, in Nederland) en dat bleef het; tenslotte gelden zij als de pioniers van wat De Nieuwe Fotografie heet.
Aan de veelzijdige Zwart - hij was ook meubel- en interieurontwerper, schreef architectuurkritieken voor Het Vaderland en was de bedenker van de modulaire Bruynzeel-keukens - wordt nu een kleine tentoonstelling gewijd in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Aanleiding is de kort geleden over hem uitgebrachte monografie, geschreven door Zwart-biograaf Kees Broos en verschenen in een serie over Nederlandse fotografen, waarin eerder delen verschenen over Pieter Oosterhuis, Sanne Sannes en Emmy Andriesse.
Een veertigtal vintageprints, fotogrammen en montages zijn er te vinden, alsmede talloze ontwerpschetsen, reclamebiljetten en bedrijfscatalogi. Ook toont het Stedelijk het werk voor zijn eerste grote opdrachtgever, de Nederlandse Kabel Fabriek, en de stichtelijke campagnes die hij vormgaf voor de PTT (waar hoort de postzegel, geeft uw telegrammen telefonisch op). Het is daarmee een tentoonstelling die Zwart laat zien zoals hij zichzelf zag: als een 'typotekt' (een samenvoeging van de woorden typograaf en architekt) - een bouwer met letters, lijnen, vlakken en foto's.
Intensief gefotografeerd heeft hij eigenlijk maar een jaar of vijf, van zijn 45ste tot zijn 50ste, en fotograaf heeft hij zich nooit echt willen noemen. Fotografie was voor hem een dienstbaar onderdeel van zijn grafische werk - dat sommige van die foto's ook een zelfstandige visuele waarde hadden was mooi meegenomen. Het heeft dan ook iets onnatuurlijks om Zwart zo nadrukkelijk als fotograaf te presenteren zoals de monografie doet, al is het historisch niet onbegrijpelijk: hij zette de toon die door de generatie na hem in muziek zou worden omgezet: door Emmy Andriesse, Cas Orthuys en Carel Blazer bijvoorbeeld.
Dat Zwart zelf ging fotograferen had in de eerste plaats een praktische reden: hij zag in dat zijn montages zouden verbeteren als hij ook de vorm van de samenstellende foto's in de hand zou hebben. De beroepsfotografen die hij wel eens inhuurde waren tenslotte mannen 'vol trucjes en listigheden' die hem telkens weer 'een softfocusje' probeerden te bezorgen.
Zijn eigen foto's daarentegen waren haarscherp en brutaal, en bezitten de achteraf zo kenmerkende extreme perspectieven en beeldkaders, een nadruk op diagonaal en close-up, op scherpte en stofuitdrukking. Hij fotografeerde de antennemasten van radiozender Kootwijk vanuit kikkerperspectief (1929), maakte zakelijke stillevens met alledaagse voorwerpen als glazen, asbakjes en bestek (1930), zag een bromtol al draaiend en huppelend over de ribbels van de vloerbedekking (1931) en de pontificale voorsteven van een oceaanstomer in de Amsterdamse haven (1932). Eindeloos hield hij zich bezig met de oppervlaktestructuur van hout, metaal en weefsels, met ijskristallen aan de slootrand en de rijp aan een liguster. Het zijn foto's waaruit na bijna zeventig jaar het plezier en de experimenteerlust nog te proeven is.
In de loop van de jaren dertig verflauwde zijn belangstelling voor de fotografie; er waren andere zaken die zijn aandacht verdienden, zoals de baanbrekende Bruynzeel-keukens die in 1938 gepresenteerd zouden worden. Het jaar daarvoor was, ook al in het Stedelijk, de expositie Foto '37 te zien geweest, waarop de Nederlandse Nieuwe Fotografie acte de présence had gegeven. Daarop was zijn werk al niet meer te zien. [NRC Handelsblad, 16jan1997]