Twist blijkt roofmoord, of omgekeerd

[Aad Speksnijder, over boek en expositie Moord in Rotterdam]

ROTTERDAM, 1 MAART. Aanhoudend glasgerinkel deed Wil Pubben zes jaar geleden poolshoogte nemen op de binnenplaats van het hoofdbureau van politie aan het Haagseveer in Rotterdam. Drie collega's smeten met zichtbaar genoegen 'ouwe stukkies glas' in een vuilcontainer: er werd verbouwd, en dus opgeruimd. Tot zijn verbijstering ontdekte Pubben, hoofdmedewerker bij de technische recherche en in die hoedanigheid zelf fotograaf, dat het de glasnegatieven waren uit het historische politiefotoarchief.
Honderd wist hij er te redden, plus een handvol albums met afdrukken: samen ongeveer vierduizend foto's uit de periode 1905-1965. Soms bleken het niet meer dan kiekjes van aanrijdingen, brandjes of de sporen van een inbraak. Maar een groot deel had betrekking op zaken die in het verleden de gemoederen soms danig in beroering hadden gebracht: moord en doodslag.
Een keuze uit die foto's verschijnt op 8 maart bij uitgeverij Duo Duo in boekvorm onder de titel Moord in Rotterdam. Het zou de indruk kunnen wekken van morbide sensatiezucht, geeft uitgever Aad Speksnijder toe. Maar zowel in de keuze uit het archief als in de omgang met de geselecteerde foto's hebben we geprobeerd zo zorgvuldig mogelijk te zijn.
Op het moment dat we elkaar spreken is het boek nog niet klaar. De drukproeven en litho's liggen uitgespreid op de vloer van Speksnijders uitgeverij annex galerie. De inhoud in steekwoorden: twee kindermoorden, een handvol roofmoorden, moord op prostitu- ées, moord als laatste fase in jarenlange echtelijke onmin, moord om ... Ja, om wat eigenlijk?
Toch zien de foto's er minder sensationeel, laat staan gruwelijk, uit dan de omschrijvingen doen vermoeden. Van sommige 'zaken' wordt niet meer getoond dan de koffer of de duiventil waarin het slachtoffer werd ontdekt. Soms is er een locatie: een woonkamer, een slaapkamer, een steegje of zo'n bijna filmisch, afgelegen terreintje. Hier en daar verdringt nieuwsgierig toekijkend publiek zich achter dranghekken.
De doden zelf blijven meestal buiten beeld, en als ze wel te zien zijn, ogen ze uiterst sereen. Op een van de foto's ligt op een binnenplaatsje het lijk van een vrouw. De foto is gemaakt vanuit de keuken, de klompen staan keurig naast de mat. Het is een foto die alle ruimte biedt voor een andere lezing, zoals: ze miste een tree en viel van de ladder. Een andere afbeelding toont een vrouw die met stoel en al achterover ligt, haar benen horizontaal over de gekantelde zitting. Een 'practical joke' tijdens een familiefeestje? Het is alleen de context van het boek die op iets anders duidt.
Pubben zegt vanaf het begin onder de indruk te zijn geweest van de kwaliteit van de foto's uit die dagen. Uit politie-oogpunt wel te verstaan. Er werd nog gewerkt met een platencamera. Hooguit zes of zeven foto's werden op een locatie gemaakt. Nu zijn het zes of zeven films, in kleuren die niets te raden overlaten. De kwaliteit is er dus enorm op vooruit gegaan, maar de systematiek is gelijk gebleven. Overzichten werden ook toen al vanuit meer dan één standpunt gemaakt, er was aandacht voor details zoals schoenafdrukken.
Dood en geweld zijn, zeker in de journalistieke en documentaire fotografie, allesbehalve ongebruikelijke ingrediënten. De laatste jaren doen ze ook in de kunst in toenemende mate en op zeer expliciete wijze hun intrede. Beeldend kunstenaars als bijvoorbeeld Matt Mullican en onlangs Andres Serrano maakten spraakmakende fotoseries in mortuaria.
Maar de in Moord in Rotterdam gepresenteerde foto's onderscheiden zich op één punt: ze zijn praktisch en zakelijk. Ze zijn gemaakt als eerste stap in het zoeken naar de antwoorden op wat criminoloog Peter Hoefnagels in zijn inleiding op het boek de zeven gouden vragen uit de criminalistiek noemt: wie, wat, waar, waarmee, waarom, hoe en wanneer? Ook al is de dood een onlosmakelijk onderdeel van het leven, het is juist de feitelijkheid van de foto's die je de kans ontneemt het indirect afgebeelde geweld als uitwas te beschouwen.
Pubben kreeg het idee voor Moord in Rotterdam toen hij in New York het boekje Evidence van de Luc Sante ontdekte, met Amerikaanse politiefoto's uit het begin van de eeuw. Met instemming van plaatsvervangend korpschef Cees Ottevanger nam hij contact op met Aad Speksnijder die met zijn uitgeverij annex galerie Duo Duo een naam heeft opgebouwd als maker van goed verzorgde fotoboeken over met name Rotterdam.
Speksnijder vroeg in eerste instantie bedenktijd. Ik stelde me een bloederig en gruwelijk boek voor, en dat was wel het laatste wat ik op mijn naam wilde hebben. Maar na enkele weken raakte hij toch gefascineerd, en kwam tot de overtuiging dat uit de foto's 'een goed boek' samen te stellen viel: een esthetisch boek dus, al is dat een merkwaardig woord in dit verband.
Zijn eerste zorg was de selectie. Lang niet alle foto's waren geschikt voor publikatie. Zoals ook Pubben toegeeft: Ik ben het een en ander gewend, maar er zijn foto's die ook na jaren nog schokkend zijn, soms op het pornografische af. Er is geen enkele reden dat te publiceren. Speksnijder noemt als voorbeeld de foto's van de duiventil en de koffer Die werden beide gebruikt om een lijk in te verbergen. Ook die foto's zijn er, en ze leveren ook na jaren een gruwelijke aanblik. Maar daar wordt niemand toch wijzer van?
Na raadpleging van het ministerie van justitie werd een team samengesteld dat onder leiding van een gepensioneerde politieman alle nabestaanden tot in de tweede graad traceerde en om toestemming vroeg voor publikatie. Van de uiteindelijk gekozen 65 foto's bleek het spoor in zes gevallen dood te lopen, bijvoorbeeld als gevolg van emigratie of verhuizingen met onbekende bestemming. Van de overigen weigerde niemand toestemming.
In de loop van dit onderzoek kwamen ook de verhalen achter de foto's boven water, bijvoorbeeld in de oude processen-verbaal die liggen opgeslagen in het gemeentearchief. Speksnijder: Soms denk je op grond van de foto's te weten wat er zich heeft afgespeeld, maar kloppen doet het zelden. Wat een familietwist lijkt, blijkt een ordinaire roofmoord. Of omgekeerd. Allebei kan trouwens ook, zoals in het geval van de vrouw die werd vermoord door haar zwager. Ze had hem betrapt bij een inbraak in haar huis.
Bij de foto's in het boek zijn dergelijke details overigens niet terug te vinden. Ook namen worden niet genoemd. De onderschriften bevatten in de meeste gevallen slechts locatie en jaartal en enkele gegevens zoals die ook bij de archivering worden toegepast. Worden al originele onderschriften (uit de albums) geplaatst, dan zijn daarin de namen door een balkje onleesbaar gemaakt. Speksnijder: Uit privacy overwegingen, maar ook omdat die namen niks toevoegen aan de foto.
In Amsterdam werd onlangs eveneens een deel van het politiefoto-archief aan de openbaarheid prijsgegeven, maar daar blijken foto's van moordlocaties niet of nauwelijks voor te komen. Pubben vermoedt dat in Amsterdam sprake is van een 'gekuiste versie'. Het apart houden van de misdrijffoto's kan in een willekeurig stadium zijn gebeurd. Veel afdelingen hebben een eigen archief, en bij interne verhuizingen blijft er altijd het een en ander hangen.
Het Rotterdamse archief blijft met instemming van het gemeentearchief in het bezit van de Rotterdamse politie. Deze is van plan een eigen fotoarchiefdienst op te richten en wil regelmatig tentoonstellingen uit het archief organiseren in de politiebureaus. [in: NRC Handelsblad, 1mrt1995]