Vastgesmolten wijzers op de klok

[Over The Atom en Strangers in Paradise, in: manifestatie Photo International, Nederlands Foto Instituut, Rotterdam

In het midden van de jaren twintig fotografeerde wetenschappelijk onderzoeker C.T.R. Wilson in een natuurkundig laboratorium in Cambridge een deeltjessporen-experiment. Het resultaat was een verwarrend patroon van stippen, strepen en cirkels tegen een zwartgrijze achtergrond. Het is in al z'n eenvoud een visueel zeer aantrekkelijk beeld dat doet denken aan de rond dezelfde tijd door kunstenaars als Man Ray gefabriceerde fotogrammen.
De foto's van Wilson vormen een belangrijk onderdeel van de door de Engelse curator Paul Wombell samengestelde tentoonstelling The Atom, die samen met Strangers in Paradise (samenstelling Leo Divendal) de eerste dubbeltentoonstelling vormt in het kader van de fotomanifestatie Photo International Rotterdam.
In The Atom wil Wombell (recent benoemd tot directeur van de Photographers' Gallery in London) twee culturen met elkaar confronteren: die van de wetenschap en die van de kunsten. Maar het spanningsveld dat dit uitgangspunt suggereert, weet Wombell in de tentoonstelling echter nauwelijks gestalte te geven. De door hem geselecteerde foto's vallen uiteen in drie groepen: abstracte wetenschappelijke fotografie als die van Wilson, documentaire foto's van het onderzoeksproces (uiteenlopend van historische beelden uit de 'atoomfabrieken' tot de paddestoelwolken bij kernexplosies) en autonome fotografie van Peter Goin en van Shomei Tomatsu. Goin legde de sporen vast die het kernonderzoek heeft achtergelaten in het landschap, Tomatsu fotografeerde op een onderkoelde en esthetische manier de gevolgen van de atoombommen op Hirosjima: de op het tijdstip van de inslag vastgesmolten wijzers van een horloge, close ups van brandwonden, een tot een vormeloze massa gestolde bierfles.
Op de visuele kwaliteit van al deze bijdragen valt weinig af te dingen, maar zulke verschillende typen fotografie laten zich maar moeilijk tot een betekenisvol geheel samenvoegen. Dat is ook een presentatie-kwestie: de foto's hangen keurig ingelijst op ooghoogte naast elkaar, als waren ze alle met dezelfde kunstzinnige intentie gemaakt. Lijsten en passepartoutes werken als een keurslijf dat de foto's zelf gewichtloos lijkt te maken, en dat de tentoonstelling nergens enige nadruk verschaft.
De tentoonstelling 'Strangers in Paradise' lijdt op een vergelijkbare manier onder de presentatie. Leo Divendal bracht een twintigtal series bijeen die een beeld geven van de problematiek van vluchtelingen en immigranten in Europa. Ata Kando maakte in 1956 foto's van Hongaarse vluchtelingen. Het zijn degelijke foto's en een enkeling blijft je bij, zoals die van het gezin dat weggedoken in de hoek van een kamer zit, maar toch hebben ze hangend aan de wand allesbehalve het indringende effect dat ze hadden in het boekje dat er ooit van gemaakt werd. Zoals Flip Bool, de directeur van het Nederlands Fotoarchief, opmerkte zijn het eigenlijk geen foto's om in een lijst te hangen: het beeld rechtvaardigt die verzelfstandiging niet.
Ruim de helft van de deelnemers aan de tentoonstelling werkt als Kando in het journalistieke genre. Dit maakt dat veel beelden onderling uitwisselbaar zijn, of het nu gaat om een containerdorp voor asielzoekers in Hamburg (Vincent Kohlbecher), om demonstraties na de brandstichting in Solingen (Stephan Vanvleteren), om Palestijnse vluchtelingen in Kopenhagen (Stig Stasig) of het rechts-extremisme in Duitsland (Sacha Hartgers). De ook hier uniforme presentatie benadrukt de herhaling, en doet sterk afbreuk aan zowel de kwaliteit als de emotionele inhoud van het werk. Het maakt ook dat anders getoonzet werk, zoals de breekbare portretten die Rineke Dijkstra maakte van kinderen in een asielzoekerscentrum, enigszins ten onder gaat.
In het prentenkabinet toont Anja de Jong foto's van door asielzoekers meegebrachte voorwerpen (een ring, een bidprentje en een gevlochten mandje) die ze voorzag van het verhaal van eigenaar. Aan touwtjes aan het plafond heeft Remco Spittel exemplaren opgehangen van 'Paspoort Hotel Europa'. Het zijn Nederlandse paspoorten gevuld met een emotionele mengeling van foto's, kindertekeningen en uitspraken van Stefan Heym en Schopenhauer. Het is een beklemmende combinatie, die het werk de meerwaarde geeft waaraan het in de grote zalen van het Foto instituut zo ontbreekt. [in: NRC Handelsblad, 6okt1994]