Aandacht voor een winti-behandeling met kip

[Over: Actuele, gezichtsbepalende fotografie in zes landelijke Nederlandse dagbladen, Nederlands Foto Instituut, Rotterdam]

Er zijn grof gezegd twee soorten genres in de fotografie; die welke vernoemd zijn naar de grootst gemene deler van hun onderwerp (architectuur, portret, landschap), en de functionele, zoals reclamefotografie of persfotografie. Kenmerk van de laatste 'soorten' is dat ze alle genres uit de eerstgenoemde in zich verenigen - de persfoto kan evenals de reclamefoto zowel uit een architectuur- als een portretfoto etcetera bestaan. Vandaar dat een expositie van werk in zo'n functioneel genre steevast tamelijk rommelig aandoet.

Zo ook de tentoonstelling die momenteel te zien is in het Nederlands Foto Instituut onder de titel Actuele, gezichtsbepalende fotografie in zes landelijke dagbladen. Die zes zijn de Telegraaf, het Algemeen Dagblad, Trouw, het Parool, de Volkskrant en NRC Handelsblad. In overleg met de fotoredacties koos samensteller Herman Hoeneveld (journalist voor onder meer het fotoblad P/F en De Journalist, het tijdschrift van de NVJ) van iedere krant twee 'gezichtsbepalende' fotografen met werk uit pakweg het afgelopen jaar.

Het resulteerde in een tentoonstelling van ruim 200 foto's in kleur en zwartwit die met magneetjes tegen metalen strips zijn opgehangen, waarmee de gebruiksrol en tijdelijkheid worden benadrukt.

Een kwart van de foto's bestaat uit portretten, een tweede kwart uit sportfoto's. Er is een tiental foto's van het Koninklijk Huis (Johannes Dalhuijsen, De Telegraaf) en eenzelfde aantal uit een abattoir (Bas Czerwinski, NRC Handelsblad), het restant komt uit de winkel van sinkel: het geblakerde skelet van de bij Eindhoven verongelukte Hercules, de ontmanteling van Fokker, varkens die onder het toeziend oog van een legertje journalisten een vrachtwagen in gedreven worden. Hier en daar zien we een demonstratie, een politicus of iets cultureels.

Op een enkele uitzondering na zijn het goede foto's, wat in dit geval wil zeggen dat het foto's zijn die informatie visueel aantrekkelijk weten te brengen. Ook als de feiten uit het geheugen gewist zijn (de per definitie snelle veroudering van het nieuws gaat nu eenmaal gepaard met een groot vergeten) blijven de beelden overeind. Maar echte bijblijvers zijn het zelden, of het zou de foto moeten zijn waarop een CD-aanhanger in Leerdam wordt gemolesteerd door een linkse tegendemonstrant (Cor de Cock, Algemeen Dagblad): zo close en ontluisterend krijg je een matpartij zelden te zien.

Daarachter gaat nog een tweede constatering schuil. De fotojournalist mag zich dan bezig houden met het nieuws, wie verwacht in het NFI een jaar-in-beeld voorgeschoteld te krijgen komt bedrogen uit. Sterker nog: een echt (oud) nieuws-gevoel stijgt uit de foto's zelden op, ook al omdat er bijzonder weinig overlap is tussen de verschillende fotoredactionele inzendingen. Het zijn vooral de faits divers die de aandacht trekken: struisvogel op weg naar de slacht, man fierljept op slootje, Surinaamse vrouw krijgt winti-behandeling met kip. En dat weerspiegelt de onder fotojournalisten en -redacteuren veelgehoorde klacht (ook weer terug te vinden in de bij expositie verschenen catalogus in krant-vorm) dat zich in Nederland zo bitter weinig fotografeerbaar nieuws afspeelt.

Waar of niet waar, het lijkt me dat in dit geval het enigzins vertekende beeld zeker ook besloten ligt in de keuze voor 'gezichtsbepalende' fotografen. Niet het nieuws of het aantal dagelijkse of wekelijkse plaatsingen was daarbij het criterium, maar de opvatting dat de geselecteerde fotografen in benadering en stijl de identiteit van de krant vertegenwoordigen. Dat de nadruk dan op leuk, mooi en opvallend komt te liggen, hoeft niet te verwonderen.

Evenmin verwonderlijk is het derhalve dat de vragen die de tentoonstelling aan de orde wil stellen ('Welk (foto)beleid schuilt achter de keuzes die redacties maken? Wat is de rol van de fotografen daarbij?') nergens echt beantwoord worden. Daartoe zou het immers hebben moeten gaan over de dagelijkse beslissing wat wel en wat niet te laten fotografen, de status van de te illustreren artikelen, en de keuzes die aan de publicatie van deze (en niet die andere) foto ten grondslag liggen.

Wat rest zijn slechts de zichtbare, maar nergens daadwerkelijk geanalyseerde verschilen in het eindresultaat. De Telegraaf en het Algemeen Dagblad mogen graag een emotionele toets aanslaan, NRC/Handelsblad oogt met portretten van Vincent Mentzel gedistingeerd, het Parool strijdbaar (niet voor niets zijn de overigens uitstekende foto's van Wubbo de Jong zo duister: het zijn de echo's van de sociale fotografie uit de jaren zeventig), De Volkskrant en Trouw gevarieerd maar stevig. En dat is voor wie enigszins op de hoogte is van de Nederlandse krantenwereld, niet anders dan beeldbevestigend te noemen.