Carrousel aan identiteiten

[Over: Constructing Identies (Rineke Dijkstra, Paul Seawright, Wendy Ewald), Photowork(s) in Progress I, Nederlands Foto Instituut, Rotterdam]

Er liggen veel goede bedoelingen ten grondslag aan Photowork(s) in Progress, de documentaire foto-opdracht die twee jaar geleden in het leven werd geroepen door het Nederlands Foto Instituut, Rotterdam, en de Mondriaanstichting, Amsterdam. Het budget voor twee edities bedraagt 750.000 gulden. Het project wil een impuls geven aan de vernieuwing van de documentaire fotografie, het genre dat in de gedrukte media haar plaats en in museum en galerie haar inhoudelijk scherpe kantjes is kwijtgeraakt. De documentaire fotografie moet weer een rol gaan spelen in 'de maatschappelijke discussie', zo menen de initiatiefnemers.

Met het oog op die discussie is dan ook voor beide opdrachten gekozen voor een 'actueel thema': identiteit. Want, zo betoogt Photowork(s)-coördinatrice Linda Roodenburg omstandig in de catalogus bij de eerste aflevering (uitgevoerd door Rineke Dijkstra, de Engelsman Paul Seawright en de Amerikaanse Wendy Ewald), er is iets fundamenteel veranderd in de samenleving. Onze identiteit wordt niet langer bepaald door maatschappelijke structuren als afkomst of religie, maar wordt naar believen gekozen in de sociale supermarkt. Sterker nog: Het construeren van identiteiten lijkt een levensdoel op zich geworden.

Maar wat de resultaten van de eerste opdracht, momenteel onder de titel Constructing Identities te zien in het Nederlands Foto Instituut, ook tonen, die voorgespiegelde maatschappelijke identiteiten-carrousel is het niet.

Geen wonder: macro-theorie laat zich maar moeilijk vertalen tot het micro-niveau waarmee de fotograaf het nu eenmaal moet doen. En de omgekeerde weg is evenmin zonder voetangels, want het beeld behelst per definitie meer dan de platte vertaling van voorbedachten rade of zichtbaar feit.

Zeker in dit geval. Want iedere willekeurige foto, of het nu gaat om een portret, een interieur of een landschap, valt wel met identiteit in verband te brengen: het is een kwestie van suggestie en interpretatie.

Dit laatste wordt op een even biologerende als verhelderende manier duidelijk in de videomontage die Rineke Dijkstra samenstelde uit opnames die ze maakte in discotheken in Zaandam en Liverpool; op de keper beschouwd een bewegende aaneenschakeling van de van haar bekende gefotografeerde portretten.

Ze vroeg discogangers voor haar camera plaats te nemen met de summiere opdracht 'iets' te doen op de (bij de projectie meegeleverde) muziek of anders maar 'gewoon' te blijven staan. En aldus geschiedde: er wordt uitbundig bewogen, stil gestaard, gefrunnikt aan kleding en gejongleerd met sigaretten en bierglazen - maar naarmate de soms bijna pijnlijk langs de grenzen van de onbetamelijkheid scherende confrontatie langer duurt, ontstaat er telkens weer iets ongemakkelijks. De verlegen en onhandige blikken richting camera spreken boekdelen: zelfs de meest zorgvuldig opgebouwde façade gaat aan diggelen, en daarmee onvermijdelijk ook telkens weer het beeld dat je je als kijker van de geportretteerden vormt. Dat resultaat mag weliswaar voorspelbaar heten, het is fascinerend om het proces, onzichtbaar in de één-momentopname die een foto is, eens minutieus vastgelegd te zien. Evenals Dijkstra relativeert ook Seawright in zijn bijdrage de inhoudelijke uitgangspunten van Constructing Identities eerder dan ze te ondersteunen. Hij fotografeerde het leven van Rotterdamse dak- en daarmee identiteitslozen, een onderwerp dat doet denken aan de klassieke documentaire maar op een zeer moderne wijze werd uitgewerkt. Zijn detailfoto's (kleur) schuwen alle ouderwetse anekdotiek: een boterham in een verweerde hand, een paar voeten op een granieten douchevloer, een kanarie in een kooi. Het zijn foto's die het moeten hebben van hun symboliek, want herkenbaar is er niemand zoals ook de locaties waar hij fotografeerde nergens duidelijk worden. Keuzevrijheid bestaat alleen voor wie het zich kan permitteren, is zijn boodschap.

Alleen de docente en fotografe Wendy Ewald blijft dicht bij het oorspronkelijke uitgangspunt. En toeval of niet, het is tevens de minst sterke bijdrage. Haar presentatie omvat 50 polaroidfoto's, gemaakt door haarzelf en door leerlingen van basisscholen in het christelijk-agrarische Ottoland, het multicurele Rotterdam en op een schippersinternaat in Schiebroek. Ewald vroeg de kinderen een beeld te geven van zichzelf, hun omgeving en hun dromen, en zich vervolgens te verplaatsen in elkaars cultuur. In de resulterende foto's wordt geposeerd, gespeeld en de afwas gedaan, wandelen koeien naar de stal en ligt een zieke moeder op de bank, en al zijn het soms juweeltjes van foto's, het idee (eerder door Ewald in Amerika en India met veel succes uitgevoerd) komt niet echt uit de verf. Het doet allemaal vooral willekeurig aan; voor wie wil geeft het iets weg over identiteit, maar een enigzins coherente vorm weet het geheel niet aan te nemen.

Hoe geslaagd is Constructing Identities daarmee? Een eensluidend antwoord is niet te geven. Gezien de ontegenzeggelijke visuele kwaliteit van met name de bijdragen van Dijkstra en Seawright zou van een succes gesproken kunnen worden. Maar zo vernieuwend als in de bedoeling lag is het werk noch de presentatie ervan allerminst. Om over de inhoudelijke reikwijdte en de beoogde rol in de maatschappelijke discussie nog maar te zwijgen. [NRCH, 16sep1997]