'Fotografen moeten voor elkaar zorgen'

Vrijdag worden in Amsterdam de winnaars van de World Press Photo-wedstrijd bekendgemaakt. Voorzitter van de jury is de Engelsman Neil Burgess. "Andere jaren kon je er weddenschappen op afsluiten welke onderwerpen in de prijzen zouden vallen. Dit jaar durf ik me daar niet aan te wagen."

AMSTERDAM, 11 FEBR. World Press Photo heeft de laatste jaren de gewoonte haar eigen records te breken, en bij de 40ste editie is het al niet anders: 35.640 foto's werden er dit jaar ingezonden door 3664 fotografen uit 119 landen. Sinds zaterdagochtend liggen ze uitgestald in de zalen en gangen van het KLM-hoofdkantoor in Amstelveen. Precies zes dagen heeft de internationale negenkoppige jury om uit de beeldenbrei de ene foto te zoeken die hét icoon van 1996 zal worden.

Voorzitter van die jury is de Engelsman Neil Burgess, directeur van het Londense foto-agentschap Network. Tijdens het gesprek een dag voor aanvang van de jurering omschrijft hij zijn taak afwisselend als 'episch', 'uitdagend' en 'beangstigend'. En samengevat: Ik geef leiding aan acht vergrootglazen op zoek naar een speld in een hooiberg.

Zich voorbereid heeft hij niet, zegt hij, daarvoor is het te onvoorstelbaar veel en groot. Al heeft hij zelf de afgelopen maanden wel de internationale tijdschriften en kranten iets nauwkeuriger dan anders gevolgd. Om te constateren dat er in 1996 eigenlijk niet een onderwerp is geweest dat echt tot de verbeelding van de wereldpers heeft gesproken. De afgelopen jaren kon je er weddenschappen op afsluiten welke onderwerpen en welke foto's in de prijzen zouden vallen. Dit jaar zou ik me daar niet aan durven wagen.

Burgess (1955) maakte naam toen hij in 1986 de basis legde voor de Londense vestiging van Magnum en deze binnen enkele jaren wist uit te bouwen tot het best renderende onderdeel van het fotoagentschap. Zes jaar later vertrok hij, uit onvrede met de heersende 'ego-cultuur' in het collectief. Burgess: Het is ieder voor zich geworden en de onderlinge concurrentiestrijd is groot. In de steeds krapper wordende markt voor fotografie is dat niet de juiste instelling om als bedrijf het hoofd boven water te kunnen houden.

Toen hij in 1994 de leiding kreeg aangeboden van Network (net als Magnum in het bezit van de fotografen) was teambuilding dan ook het eerste dat hij op zich nam. Zorg voor elkaar, dan zorg je voor jezelf, was Burgess' boodschap. Binnen anderhalf jaar wist hij de omzet van het agentschap (veertien stafmedewerkers, twintig fotografen plus enkele associates, waaronder de uit Magnum getreden Sebastiao Salgado) te verdubbelen tot 2,5 miljoen dollar.

Onder zijn leiding heeft Network zich toegelegd op een combinatie van commercieel werk (jaarverslagen, brochures, reclame) en journalistieke fotografie. Dat is de enige manier om te kunnen overleven als agentschap en als fotograaf. Wie zich enkel en alleen toelegt op de journalistiek gaat kapot. Want de ruimte die kranten en tijdschriften daarvoor bieden wordt steeds kleiner, zeker als het gaat om reportages.

Op dat vlak zal de rol van een agentschap dan ook steeds belangrijker worden, voorspelt Burgess. Tijd wordt steeds zeldzamer in de fotojournalistiek, en juist dat kan een agentschap leveren: tijd om langer aan een verhaal te kunnen werken en gebeurtenissen in perspectief te plaatsen. Debet aan die toenemende tijdsdruk zijn volgens hem vooral de nieuwe digitale opname- en distributietechnieken die op zich weliswaar voordelen bieden als het gaat om snelheid en efficiëntie, maar die vooralsnog vooral op de verkeerde manier worden ingezet.

Wat snel kan dat móét ook ineens snel. Het is: fotografeer de bangbang en hup, op naar de volgende klus. En dat past naadloos in de wereldwijde tendens onder uitgevers om het nieuws op een steeds goedkopere manier te willen maken en de winsten vervolgens te investeren in multimedia, satelieten en de aankoop van kabel- sportrechten. Terwijl ze terecht zouden moeten komen bij de fotografen en de journalisten zodat die hun werk beter kunnen doen.

Dat desondanks het aantal inzendingen voor de World Press-competitie jaarlijks blijft groeien, verbaast de jury-voorzitter allerminst. Fotografen zijn een vasthoudend slag volk en deze competitie is het podium bij uitstek om hun werk te laten zien zoals zij het willen laten zien.

Hij hoopt zijn medejuryleden daarom vooral op de 'minor stories' te kunnen attenderen: niet het grote nieuws maar de minder in het oog springende verhalen. Daaronder zullen hoopt hij ook bijdragen zitten uit de minder ontwikkelde fotolanden die tot op heden veelal buiten de prijzen vielen. Het technisch niveau is niet te vergelijken met dat van de prachtig verzorgde series van de Westerse collega's, maar gezien de omstandigheden is het vaak journalistiek uitstekend werk.

Uiteindelijk zal echter alles toch weer draaien om die ene foto waaraan de Golden Eye trofee wordt toegekend. Een eenheid van feit, vorm en visie moet die vertonen, meent Burgess: De situatie is duidelijk, je voelt wat er in de fotograaf omging, en het beeld is mooi.

Maar denkt niet iedere fotograaf met regelmaat die plaat in handen te hebben? Burgess: Zelfs de beste fotografen kunnen verrassend blind zijn voor de realiteit van hun foto. Dan zitten ze zo vast aan de mensen en de gebeurtenissen erop dat ze niet meer kunnen kijken naar wat er écht te zien is. [NRC Handelsblad, 11feb1997]