In de naam van zijn vader

Een zoon die onderscheiden wordt met de naar zijn vader vernoemde culturele prijs: het is een uitzonderlijke, zo niet unieke gebeurtenis. Eind deze maand zal de Deutsche Gesellschaft für Photographie officieel bekend maken haar Erich Salomon-prijs 1997 toe te kennen aan de in Den Haag woonachtige fotograaf Otto Salomon (83), beter bekend onder zijn tweede, in de oorlog gekozen naam Peter Hunter. De prijs wordt 14 mei in Bonn uitgereikt.

Salomon/Hunter krijgt de in 1971 ingestelde prijs zowel voor zijn eigen fotojournalistieke werk als voor het werk dat hij verrichtte ter nagedachtenis van zijn in de oorlog omgekomen vader Erich Salomon, een van de grootste pioniers van de moderne fotojournalistiek. Eerder werd de jaarlijkse prijs 'voor humanistische fotojournalistiek' toegekend aan onder meer het weekblad Stern, de organisatie World Press Photo en aan fotografen als Don McCullin en Sebastiao Salgado.

Hunter, die met de instelling noch de uitvoering van de prijs ooit iets van doen heeft gehad, is al enkele weken op de hoogte van zijn onderscheiding, maar gaf er geen ruchtbaarheid aan. Vanuit zijn woning in Den Haag reageert hij: Het is een erkenning van de moeite die ik heb gedaan de naam van mijn vader levend te houden. Dat gebaar stel ik op prijs. Maar ik zie het niet als een groot evenement. Toen de organisatie hem van haar voornemen op de hoogte bracht, had hij enige bedenktijd nodig: Een onderscheiding heeft iets feestelijks. Maar de kern is en blijft bitter: de moord op mijn vader en op miljoenen lotgenoten. Dat de prijs ook zijn eigen fotografie betreft, verbaast hem nog het meest. Als fotograaf sta ik hooguit in de schaduw van mijn vader.

Otto Salomon vluchtte op 22-jarige leeftijd in 1935 naar Londen. Als enige uit het gezin van vier zou hij daar de Holocaust overleven.

Net als zijn vader legde Otto Salomon zich in Londen toe op de fotojournalistiek. Voor bladen als de Evening Standard, Daily Telegraph en Weekly Illustrated deed hij verslag van politieke bijeenkomsten en de hulp aan joodse vluchtelingen, fotografeerde culturele evenementen en legde met zijn handzame, stille Leica de wandelgangpolitiek op feestjes en recepties vast. Hij fotografeerde politici als Chaim Weizmann, Anthony Eden, Neville Chamberlain en toenmalig Amerikaanse ambassadeur Joseph Kennedy met zijn zoon, de latere president John Fitzgerald, in de 'candid' stijl die geënt is op die van zijn vader; terloops maar zorgvuldig en met groot oog voor detail.

Na de oorlog zou hij nog maar mondjesmaat fotograferen om er in de loop van de jaren vijftig definitief mee te stoppen. 'Als ik een plaatje maakte van een actrice of de dochter van een ambassadeur ontbrak de motivatie. Het was naar mijn idee allemaal een beetje onbenullig', zei hij daarover in zijn levensverhaal, opgetekend voor deze krant door Paul Hellmann.

Hij besloot zijn leven te wijden aan het werk van zijn vader om zo voor tenminste één van de zes miljoen slachtoffers van het nazi-bewind een monument op te richten. In 1952 vestigde hij zich in Nederland onder zijn nieuwe naam Peter Hunter - een verwijzing naar het pseudoniem 'Picture Hunter' dat zijn vader soms gebruikte - en verzamelde de verspreid geraakte negatieven waaruit hij tentoonstellingen organiseerde en boeken samenstelde.

De eerste tentoonstelling vond in 1956 plaats op de Photokina in Keulen en deed veel stof opwaaien: het was de eerste keer dat Salomons dood voor het Duitse publiek aan Auschwitz werd verbonden. Hunters eigen werk, circa 25.000 foto's, bleef al die tijd onaangeroerd. Pas nadat zijn archief in 1993 in beheer werd genomen door het Nederlands Fotoarchief in Rotterdam werd Hunter ook als fotograaf ontdekt. Het resulteerde eind vorig jaar in de eerste expositie ooit van zijn werk, in het Joods Historisch Museum in Amsterdam. Flip Bool, die als directeur van het Nederlands Fotoarchief met de historica Veronica Hekking Hunters archief toegankelijk maakte en tentoonstelling en boek samenstelde: Het is weliswaar een klein oeuvre, maar de visuele en de journalistieke kwaliteit van Hunters foto's doet niet onder voor wat menig tijdgenoot over een langere periode heeft gemaakt. [NRC Handelsblad, 12feb1997]