In La Paz mijdt men de bedelaar

[Over: Johan van der Keuken, Bolivia / Een dag in La Paz (Lichaam en Stad, deel 1). Stedelijk Museum, Amsterdam]

Johan van der Keuken (1938) is zowel fotograaf als filmer, en dat vaak tegelijk. De twee weliswaar fundamenteel verschillende media zijn elkaar steeds dichter op de huid gaan zitten in zijn inmiddels ruim veertig jaar omspannende oeuvre. Van der Keukens films bestaan soms uit lange aaneenschakelingen van nagenoeg stilstaande beelden, terwijl hij zijn fotografie een filmisch aanzien weet te geven door sequentievorm of, zoals hij onlangs deed in series over Amsterdam en India, het over elkaar afdrukken van negatieven.

Die tweespraak tussen film en foto staat opnieuw centraal in Van der Keukens installatie Bolivia / Een dag in La Paz, nu te zien in het Stedelijk Museum in Amsterdam. De presentatie is de eerste uit een reeks van zeven onder de titel Lichaam en Stad; de overige zullen samen met een retrospectief van zijn films in februari 1998 te zien zijn in De Balie in Amsterdam.

Bolivia / Een dag in La Paz bestaat uit zestig op transparanten afgedrukte foto's. Verlicht aan de achterzijde, zodat ze lijken op beeldschermen, zijn ze aan elkaar gemonteerd tot een fries die de vier wanden van een kleine zwartgeverfde ruimte bedekt. Tegen het lage plafond zijn foto's van de ruige bergwanden rondom La Paz aangebracht. Het geheel, vormgegeven door Kees Nieuwenhuijzen, geeft een gevoel van beklemming dat nog eens wordt versterkt door het grotestadsrumoer dat door de ruimte bromt. Het geluid hoort bij het beeldscherm dat in een van de hoeken van het fries de plaats inneemt van een foto en waarop een vier minuten durende filmloop wordt vertoond.

De foto's in het fries geven je de indruk midden op een plein te staan dat een panoramisch overzicht verschaft op het straatleven van La Paz: van winkelende vrouwen en lunchpauzerende ambtenaren tot bedelaars, demonstranten en met dozen en bedden rondzeulende koelies. Maar die indruk berust op een illusie want feitelijk zijn de foto's (of fragmenten ervan) op verschillende lokaties gemaakt, zij het wel in La Paz en, zoals de titel eveneens aangeeft, op één dag.

De overgangen in de montage zijn soms bruusk, mensen en muren worden ruw doorgesneden. Soms levert dat min of meer toevallige verbanden op: de boezem van een vrouw op de ene foto loopt over in een schouder op de naastgelegen foto, de motorkap van een bus verloopt in de achterkant van een bestelautootje. Maar vaker zijn de verbanden suggestief en hebben te maken met het onderwerp van de foto. Etalagepoppen op de ene foto worden wandelaars op de volgende, de plaats van een man met een vogel wordt ingenomen door een vrouw met een kind dat jengelend de handen uitstrekt, en van een potten- en pannenmars stap je over in een demonstratie van de Federacion departamental de cooperativas mineras.

Hier en daar blijft de blik even iets langer hangen, zoals aan de bedelaar waaraan op drie foto's iedereen met een grote boog voorbijgaat, aan de winkel van sinkel op de hoek van de Calle Isaac Tomayo of de stille modderige steeg ernaast.

Dat Van der Keuken de illusie van een echt bestaand panorama zo vloeiend in stand weet te houden, komt echter minder door zijn suggestie van feitelijkheid als wel door de wijze waarop hij het kijken zelf als uitgangspunt van zijn presentatie heeft genomen. Ook in werkelijkheid verspringt onze blik immers van de ene fixatie naar de andere; de tussenliggende bewegingen, de bruggetjes waarover we met de ogen van de ene naar de andere oever wandelen, vergeten we - dan zien we even 'niks'. En het is in deze essentie van het kijken dat Van der Keuken foto en film aan elkaar verbindt; stilstand (foto) en beweging (film) zijn slechts oppervlakkige verschijnselen, lijkt hij te willen zeggen.

Getuige ook de filmloop die hij in het foto-fries opnam: een stilleven van een indiaans jongetje zittend in een schoolbank. Voor hem liggen een potlood en een opengeslagen schrift, op het bord staan rekensommen. Alleen de camera beweegt, pent van de rug naar het raam, fixeert zich op het schoolbord en dan op de ogen om vervolgens uit te zoomen naar het gezicht. Hooguit zes standpunten zijn het, en ook de overgangen daartussen zijn abrupt. Maar al kijkend maak je er moeiteloos één jongetje in één klaslokaal van - zoals de zestig straatfoto's ook samen één plein vormen.

Dat die foto's in zwart-wit zijn en de filmloop in kleur, maakt daarbij geen enkel verschil. Al trekt het de beide onderdelen verder uit elkaar dan Van der Keuken lief moet zijn. Want het effect van die kleur is wel dat nagenoeg iedere bezoeker na een terloopse rondgang langs de foto's vervolgens minutenlang geobsedeerd naar het beeldscherm staat te staren: een potlood dat een fractie wordt opgetild, het trage knipperen van een ooglid - bijna als vanzelf krijgt het meer aandacht dan de imposante maar bevroren beroering van La Paz. [NRCH, 18okt1997]