Kunst aan de slootkant

[Over drie galeriehouders en hun expositie tijdens Noorderlicht: Galerie Sign, Galerie Wijk, Galerie Ziegler]

Groningen staat deze weken in het teken van de fotomanifestatie Noorderlicht. Behalve de twee grote groepstentoontstellingen in de A-kerk en gelegenheidsexposities in winkels, cafés en restaurants, hebben ook zeven (van de pakweg twintig) kunstgalerieën in de stad hun programmering afgestemd op de manifestatie. In de hoop uiteraard meer en ander publiek over de vloer te krijgen. Maar gebeurt dat ook? En, voor een galerie niet onbelangrijk, scheelt het in de verkoop?

Ja en nee, zegt Marie Jeanne Ameln (40) van Galerie Sign, sinds 1989 gevestigd in een voormalige slagerij aan de rand van het stadscentrum. Sign is vooral presentatiepodium (zonder eigen stal en dus ook geen werk in stock) en voert een gevarieerd beleid: ruimtelijk werk, abstract, figuratief, video en soms fotografie. Alles kan, zegt Ameln, zolang het maar een eigen handschrift heeft en haar aanspreekt. Maar dat zegt vast iedere galeriehouder.

Tijdens Noorderlicht presenteert Ameln werk van Anuschka Blommers en Mark van den Brink, beiden recent afgestudeerd aan de Rietveldacademie. Blommers maakt grootformaat kleurenportretten van mensen in verwrongen houdingen; ze staan en lopen alsof ze door een orkaan bijna omver worden geblazen. Van den Brink exposeert terloopse foto's van wandelaars en spelende kinderen in het Vondelpark, en een tiental onbestemde, reportage-achtige foto's van non-gebeurtenissen waarop vooral wordt gewacht en gekeken.

Het bezoekersaantal in haar galerie is dankzij de manifestatie verdubbeld, schat Ameln: gemiddeld tien mensen op een doordeweekse dag, en vijftig tot zestig in het weekend, waaronder meer dan gewoonlijk uit de Randstad. Verkocht heeft ze evenwel niets, maar dat verbaast haar niet. Fotografie verkoopt nu eenmaal slecht. Het is te realistisch en herkenbaar, denkt ze. Wie hangt er nu het portret van een wildvreemde boven zijn bank? Al heeft ze twee jaar geleden, toen ze tijdens Noorderlicht een werkoverzicht van Magnum-coryfee Erich Lessing bracht, één foto verkocht. Maar dat was omdat Stan Laurel erop stond.

Galerie Wijk, gevestigd tegenover de A-kerk, herbergt met drie foto's van de talentvolle Amsterdammer Pepijn Provily de kleinste expositie van het festival: een glasblazershand op een deurklink, een trapeze-act van een been op een stoel op een tafel, en het hartveroverende beeld van een ruggelings gefotografeerde vrouw, de handen van een achter haar verstopte man nog juist zichtbaar op haar schouders. Het is meer dan voldoende, gezien de fotoberg elders, zegt galeriehoudster Jacoba Wijk (54). Hier kun je rustig eens wat langer kijken. En zo hoort dat, vindt ze. Kunst moet je genieten alsof je aan de slootkant zit.

Fotografie is niet haar stijl, zegt Wijk. Gewoonlijk brengt ze vooral schilderkunst. Maar toen ze in 1995 Provily's werk ontdekte op de expositie Peiling 4 (Groninger Museum) was ze direct gecharmeerd. Het heeft een zekere droefheid, maar dan zo liefdevol gefotografeerd dat het ook tot troost is. Sindsdien maakt Provily deel uit van haar stal, waarin verder kunstenaars zitten als Martin Tissing, Barend Blankert, Ruud de Rode, Hester Schroor en Wijks echtgenoot Tiddo Nieboer, met wiens werk haar galerie in 1991 startte, eerst in haar woonplaats Wehe den Hoorn en sinds twee jaar in de stad Groningen.

Participeren in een fotomanifestatie biedt een goede gelegenheid voor de kunstenaar, vindt Wijk. Maar voor haar galerie is het minder want haar vaste publiek heeft vooroordelen tegen fotografie als kunstvorm: te afstandelijk, te weinig voelbare materie. En voor ze het weet gooit ze haar naam te grabbel. Een uitnodiging voor de expositie heeft ze pas halverwege de manifestatie verstuurd, nieuwsgierig als ze was naar het eigen effect van haar deelname: In de weekenden had ik dagelijks honderd mensen, en ook op doordeweekse dagen bleef de loop er goed in. Dat is beduidend meer dan anders. Wat haar vaste publiek ervan vindt weet ze nog niet, maar vooralsnog wil ze wel van een succes spreken. En ze heeft één foto verkocht, zij het de goedkoopste. Toch mooi meegenomen want je moet er hier hard aan sjorren. Groningen kent allerminst een kunstkoopcultuur.

In galerie Ziegler hangt een dertigtal kleine kleurenfotos van de Rotterdammer Gerco de Ruijter. De Ruijter hing een robotcamera aan vlieger en fotografeerde het landschap vanuit de lucht; de camera maakt met tussenpozen vijftig foto's achter elkaar, en invloed op het wat en hoe heeft de Ruijter nauwelijks. Het resultaat neigt naar abstract en heeft weinig van het goddelijk overzichtelijke dat luchtfotografie gewoonlijk eigen is: het lijnenwerk van bijna onherkenbaar strakke kanalen, pukkeltjes struikgewas, wolken weerspiegelt in rillerig water.

Storm loopt het niet, zegt Jannie van der Schans (37) die vijf jaar geleden initiatief nam tot de oprichting van de galerie die gewoonlijk vooral installaties en video's brengt van beginnend kunstenaars, en bestaat dankzij incidentele subsidies en de bijdragen van donateurs.

Toch is ook zij niet ontevreden. Dankzij Noorderlicht is haar bezoekersaantal ruw geschat verdrievoudigd: in het weekend zo'n zestig mensen, vooral onbekenden. Door de week is het als altijd: stil. Verkocht heeft ze niets, maar dat is ook niet haar opzet: Als je geld wilt zien moet je niet dit soort werk brengen.

Zowel Ameln, Wijk als Van der Schans zeggen over twee jaar bij de volgende manifestatie weer van de partij te zullen zijn. Althans, bij leven en welzijn. Want ook de Groninger galerist moet het vooral hebben van zijn enthousiasme, aldus Wijk. En dat wil nog wel eens slopend zijn. [NRCH, 3okt1997]