'NFI zuinig met ambities'

Loek van der Molen, de nieuwe directeur van het Nederlands Foto Instituut in Rotterdam, wil meer ruimte gaan bieden aan toegepaste genres als mode, architectuur en reclame en veel aandacht schenken aan eigen publicaties. Je kunt niet alles vertellen met plaatjes aan de muur.

ROTTERDAM, 10 APRIL. Hoewel Loek van der Molen sinds 1 januari in dienst is als directeur van het Nederlands Foto Instituut (NFI) in Rotterdam, heeft hij nog niet het gevoel écht begonnen te zijn. Eerst wil hij een 'brede dialoog met het werkveld'. Ik kan nu wel heel naïef van alles roepen, daar schiet niemand iets mee op. Tussen droom en daad staat tenslotte haalbaarheid. Zeker bij dit instituut.

Woordkeus en benadering verraden de ambtelijke paden die Van der Molen (51) de afgelopen jaren bewandelde, bij de Culturele Raad van Noord-Holland en later als hoofd van de sector kunst en cultuur van de provincie Gelderland. Wie enigszins op de hoogte is van de geschiedenis van het NFI, herkent ook de uitgangspunten van zijn voorganger Adriaan Monshouwer. Die wilde eveneens behoedzaam en met een 'brede dialoog' beginnen.

Zo bezien, zegt die visie dan ook minder over de nieuwe directeur dan over zijn instituut dat, afgezien van de regelmatig georganiseerde exposities, in de eerste drie jaren van zijn bestaan niet echt uit de verf gekomen is. En daar is de nieuwe directeur zich terdege van bewust: Helder positioneren en het draagvlak vergroten, rekent hij tot zijn voornaamste taken, en daarop wil hij over vier jaar (de duur van zijn contract) best afgerekend worden.

De benoeming van Van der Molen zorgde eind vorig jaar voor commotie in de fotowereld. Gedoodverfde kandidaten als Els Barends, Bas Vroege en Melchior de Wolff werden gepasseerd door iemand van wie in de fotografie behalve twee nota's inzake documentaire-opdrachten, weinig bekend was. Geen inspirator, maar een crisismanager, aangesteld vanwege zijn organisatorische ervaring, zeiden waarnemers. Vergeet het maar, zegt Van der Molen. Ik zou niet op de functie hebben gesolliciteerd als dát de bedoeling was. Ik ben geen koel snijdende puinruimer maar een creatief mens.

Al tijdens zijn studie fotografie aan de academie St. Joost in Breda was Van der Molen bestuurlijk actief. Ook bij de audiovisuele dienst van de lerarenopleiding in Delft waar hij enkele jaren werkzaam was, combineerde hij vakmatige met beleidsmatige taken. Gaandeweg begon ik dat echter onbevredigend te vinden, het een noch het ander gebeurde optimaal. Uiteindelijk koos hij voor de beleidskant: Want ik vind het nu eenmaal heerlijk me met van alles en nog wat te bemoeien.

De alles overkoepelende rol die het NFI in het verleden is toegedicht, ambieert Van der Molen nadrukkelijk niet. Dat is onrealistisch. Maar we kunnen wel hiaten opvullen, achtergrond bieden en proberen de beleidsmatige positie van de fotografie te versterken. Met name dat laatste is belangrijk meent hij, want vergeleken met andere Europese landen staat het Nederlandse fotografiebeleid nog in de kinderschoenen. De marginale rol van fotografie in het kunstonderwijs en in de musea, het ontbreken van universitaire fotodocentschappen, fotomanifestaties als die in Groningen, die zoals ik recent ontdekte zelfs na jaren door de plaatselijke overheden nog wordt afgescheept met een fooi - daar zou verandering in moeten komen.

Samenwerking is daarbij van cruciaal belang, aldus Van der Molen. Gezien de beperkte staf en een budget van 1,9 miljoen gulden - in het licht van onze taakstelling een bespottelijk bedrag - moet het NFI zuinig zijn met haar ambities. Taken die anderen al uitvoeren moeten wij niet ook nog eens op ons nemen. Maar over dat wat blijft liggen, zoals momenteel de presentatie van Nederlandse fotografie in het buitenland, moeten heldere afspraken worden gemaakt.

Als presentatiepodium zal het NFI onder zijn leiding, zoals voorheen, alle terreinen van de fotografie blijven bestrijken: Het roer gaat beslist niet helemaal om. Wel wil hij meer dan voorheen ruimte bieden aan toegepaste genres als mode, architectuur en reclame, en historische tentoonstellingen organiseren. Het ooit beoogde jaarlijkse fotofestival in Rotterdam wordt wat hem betreft een tweejaarlijkse manifestatie; de eerstkomende editie staat gepland voor mei volgend jaar. Rond die tijd zal ook de eerste tentoonstelling van zijn eigen hand te verwachten zijn, wellicht over de geschiedenis van het jaren tachtig-tijdschrift Plaatwerk.

Veel aandacht wil de nieuwe directeur de komende jaren schenken aan eigen publicaties, want je kunt niet alles vertellen met plaatjes aan de muur. Of het eigen tijdschrift Fotonet, dat kort voor zijn benoeming door het NFI-bestuur werd opgeheven, weer gaat verschijnen, is nog niet duidelijk. Zeker is dat Van der Molen zijn huidige woonplaats Renkum binnenkort zal verruilen voor Rotterdam. Het instituut staat hier en dus de directeur ook. Nee, en niet in Amsterdam. Dat regelmatig terugkerende idee, onlangs weer opgerakeld door Kunsthal-directeur Wim van Krimpen die een ruil met het Vormgevingsinstituut voorstelde, wijst hij nadrukkelijk af. De gemeente Rotterdam draagt ruim 700.000 gulden bij aan de exploitatie van het NFI. Zo'n commitment zie ik Amsterdam niet maken. Ach, er zouden wat meer Amsterdamse fotografen over de vloer komen, maar dat is toch niet waarom het gaat? Beleid kun je ook hier maken en ons publiek zit overal. [NRC Handelsblad, 10apr1997]