Niemand doet iets vervelends

[Over: Votja Dukat, Stedelijk Museum Amsterdam]

Coulissenknecht was een van de baantjes die Vojta Dukat (1947) had in zijn jeugd in Brno. De woorden 'theater' en 'knecht' passen wonderwel bij de wijze waarop hij zijn camera hanteert.

Zijn mooiste foto's, steevast terloops gefotografeerde alledaagse taferelen, hebben iets huiselijks: alsof ze gemaakt zijn vanachter een gordijn - niet een gordijn dat afstand schept tot het gefotografeerde, maar dat juist de intimiteit ervan heeft bewaard. Even gluurde hij door een kier, maar wat hij zag moest vooral onaangeroerd blijven. Zelfs de stijl van zijn foto's - rommelig soms, technisch onvolkomen en daarmee even alledaags als dat wat erop staat afgebeeld - roept dat beeld op van dienstbaar knechtschap: niet de foto's vragen de aandacht maar zij die erop staan.

Vijfentachtig zwartwit-foto's omvat Dukats tentoonstelling in het Stedelijk Museum, die plaatsvindt ter gelegenheid van zijn onderscheiding met de Capi-Lux Alblas Prijs, de jaarlijkse oeuvreprijs voor fotografie (sinds 1980). Anders dan naar aantal is het naar formaat een bescheiden tentoonstelling: de meeste foto's zijn niet groter dan een prentbriefkaart.

Ze zijn de afgelopen dertig jaar gemaakt in cafés en op straat, op akkers en pleintjes. Bejaarden, kinderen en gekromde boeren staan er op, een dansend paar in een Amsterdamse balzaal, priesters en processies, een accordeonspeler met zijn hond, een slapend hoofd tussen volle asbakken en lege glazen. Waar en wanneer precies kan Dukat zich afgaande op de bijschriften lang niet altijd meer herinneren, en verwonderen doet dat nauwelijks: hij is in de eerste plaats een wandelaar en geen man van grote doelgerichte projecten.

Zijn foto's zijn zonder uitzondering vriendelijk en liefdevol. Nergens lijkt de ene mens de ander een strobreed in de weg te leggen. En als het al eens riekt naar oproer en geweld, zoals op de foto die hij in 1975 maakte tijdens de Portugese Anjer-revolutie, dan duikt er achter de bewapende soldaten terstond een vrouw op die ostentatief in de verte tuurt om het beeld een even onverwachte als onbestemde wending te geven.

En dat laatste is typerend voor zijn werk. Nooit kun je met zekerheid zeggen waar het in zijn foto's om draait: het zijn licht en sfeer die tellen en niet de feiten. Verstild, tijdloos en poëtisch worden Dukats foto's dan ook genoemd, kwalificaties die hem zijn onderscheiding opleverden en die gezien de tentoonstelling stuk voor stuk terecht zijn.

Wat er nog aan toegevoegd zou kunnen worden is humoristisch: volwassenen die blindemannetje spelen op een pleintje, een kat die keurig langs de rechte lijn van ingelegde steentjes een zuilengalerij oversteekt, een priester die de biecht afneemt in een open biechtstoel terwijl links de vrouwen en rechts de mannen geduldig in een rij op hun beurt wachten.

Onder die noemer valt zeker ook de hartveroverende foto van de man die, wandelstok in de hand en het colbert los om de schouders van zijn witte overhemd geslagen, in een Portugees park een oude bekende tegenkomt. Hij steekt juist zijn hand tussen de panden van zijn jasje uit, en lijkt plots als twee druppels water op de ooievaar die een paar meter verder op het pad zit.

De plannen die Dukat in januari bij de bekendmaking van zijn onderscheiding nog had voor de tentoonstelling, zoals het tot traag bewegende foto's monteren van beelden uit de films die hij eveneens maakt, heeft hij kennelijk niet kunnen realiseren. Wel zijn er op video fragmenten uit enkele van die films te zien (een kapper en een bakker in de Karpaten, de laatste Russische soldaten die drinkend en zingend uit het Tsjechische Milovice vertrekken) en hangen er enkele bij elkaar geplakte stroken met stills uit deze en andere films, gefotografeerd van het beeldscherm waarop ze werden vertoond.

Het verschil tussen de 'gewone' foto's en die stills (en de films waaruit ze komen) is overigens opmerkelijk, want ondanks al hun onbestemdheid suggereren Dukats beelden zo dicht op elkaar ineens tamelijk spookachtige en dreigende verbanden - een atmosfeer die in al het overige werk juist zo opvallend afwezig is.

Maar enigszins verscholen achter het videoscherm hangt de slotfoto die alles weer recht zet: een verliefd stel liggend in het zomergras. Hij krabt eens in zijn blote nek, zij frunnikt wat aan haar neus, hier ligt een arm, daar een nonchalant been - en zelfs door het rumoer van de Russische soldaten heen kun je krekels horen. [NRC Handlesblad, 20mrt1997]