Plotse onthullingen

[Tentoonstelling Paul Graham, A shimmer of possibility, Foam, Amsterdam]

Er lijkt niet bijster veel te gebeuren in de elf fotoreeksen die Paul Graham in drie zalen in Foam laat zien. Een zwarte vrouw peuzelt een doosje spareribs leeg. Een man is in de weer met een grasmaaier. Iemand wil de straat oversteken. Alledaagse momenten dus. Gebeurtenissen die gewoonlijk te triviaal zijn om te onthouden.

In A shimmer of possibility legt Graham juist die momenten onder het vergrootglas. Hij peutert ze uiteen om ze vervolgens weer te herbouwen in serietjes waarin zijn kleurenfotos (drie, vier, soms negen) als boksers of dansers om elkaar heen draaien. Althans, zo staat het in de bij de tentoonstelling verkrijgbare brochure. Het is een toepasselijke omschrijving.

Neem de reeks (zes fotos) van de spareribs etende vrouw. Op de eerste foto kijkt ze priemend om zich heen, op de achtergrond staat een vuilnisbak. Er ligt een etensdoosje op de grond, net zo eentje als ze op haar schoot heeft. Zou ze...? Nee, denk je, kijk: keurige mevrouw, opgerolde plasticzak als placemat op haar schoot. Er volgen twee bijna identieke fotos van haar handen (de vingers iets gekromd, de vingers iets gestrekt: gretig, beschermend), dan nog eens twee van afgekloven botjes en ander straatvuil aan haar voeten. Op de slotfoto duikt de vrouw zelf weer op. Zo hard zuigt ze aan een sigaret dat haar wangen er van invallen en ze tandeloos en twee keer zo oud lijkt, aan haar voeten ligt een weggeworpen plastic zak. En plots maakt alle verworven zekerheid weer plaats voor twijfel - over de herkomst van het eten, de aard van haar zitplaats, haar keurigheid.

Een dergelijk spel speelt Graham keer op keer. Tussen fotos van een man die leunend tegen een muurtje een biertje drinkt, schuift hij die van een stapeltje kleding. (Toeval? Vodden? Maar ook best schoon, die kleding. En kijk, netjes tot een bolletje opgerolde witte sokken!) Een dreigende zonsondergang culmineert in ontspannen beelden van een potje basketbal in het duister. Op fotos van overstekende mensen verschuift de aandacht plots naar het verkeer op de achtergrond. Op die van een grasmaaiende man in de regen wordt de hoofdrol ineens gespeeld door een bruin bestelbusje.

Toch is A shimmer ... allerminst een vrijblijvende exercitie waarin de gebrekkige zekerheid van het fotografisch beeld maar weer eens uit de doeken wordt gedaan. Daar is de Brit Graham (1956, sinds enkele jaren woont hij in New York) de fotograaf niet naar.

Sinds hij in het midden van de jaren tachtig naam maakte met projecten over het verblijf in de wachtkamers van de sociale dienst en het door de troubles getekende Noord-Ierse landschap, geldt Graham als wegbereider van de moderne Britse documentaire fotografie. Nadien sloeg hij een meer abstracte en conceptuele weg in, maar de documentaire inslag bleef altijd aanwezig. Zo ook in dit geval.

De gebeurtenissen in A shimmer... mogen zich dan op het eerste gezicht als niksig en gewoontjes voordoen, ze zijn bij nader inzien doordrenkt van sociale symboliek. Nergens wordt openlijk verwezen naar de (Amerikaanse) actualiteit van crisis, staatsschuld of massawerkloosheid - maar er is weinig voor nodig om ze te herkennen. In de magere lading van een vrachtwagen, in de te ruime blauwe kinderjas evenzeer als in het te korte roze kindertruitje, in de moedeloze houding van de grasmaaier gekleed in een shirt met de kleuren van de Amerikaanse vlag, in de gelaten blik van de bierdrinker bij het muurtje, in de houding van de vrouw die wel/niet haar dagelijkse maaltijd tussen het afval bijeen moet scharrelen. Het laat zien hoe armoede en verval zich hebben genesteld in de alledaagsheid.

Maar zekerheid over wat hij precies laat zien biedt Graham nauwelijks, zodat zijn fotos even goed gezien kunnen worden als toonbeeld van de weerbarstigheid waarmee de omstandigheden het hoofd wordt geboden.

Elf reeksen plus twee losse fotos omvat de tentoonstelling; 59 in totaal. Ze zijn een destillaat uit een groter geheel dat Graham drie jaar geleden publiceerde in een twaalfdelige boekenreeks. En hoewel een boek per definitie een andere presentatievorm kent dan een muur, is de transformatie in Foam geslaagd te noemen. Nergens hangen de reeksen centraal aan de muur, zo nu en dan zijn ze verdeeld over een hoek, soms zelfs verstopt achter een openstaande deur. Geen steriele, esthetiserende vlakken dus, maar een presentatie die de boel uit het lood laat zien en zo een eigen spanningselement toevoegt.

Het maakt van alledaagse momenten die de herinnering zelden halen een onalledaags verhaal dat je niet snel vergeet. [NRC Handelsblad, 19apr2010]