Vrouwendromen in fotomontages

[Over: Grete Stern, Sueños. Stedelijk Museum Het Domein, Sittard]

Vrouwen in vogelkooien, een piano met het toetsenbord van een typemachine, mannen met reptielenhoofden. Dat waren de ingrediënten die de van origine Duitse fotografe Grete Stern begin jaren vijftig onder meer gebruikte in haar fotomontages voor de psychologische rubriek in het Argentijnse damesweekblad Idilio. In drie jaar tijd maakte ze er meer dan 140, met foto's uit eigen archief, modellen gerecruteerd uit familie- en vriendenkring en decorstukken uit haar eigen huis.

De originelen verdwenen in de prullenbak van de uitgever maar van één jaargang maakte Stern reproducties. Die vormen nu het hoofdbestanddeel van een expositie in Stedelijk Museum Het Domein in Sittard, waarin verder een bescheiden keuze uit de rest van haar bijna zestig jaar omspannende oeuvre wordt getoond. Een echt overzicht is de expositie ondanks een omvang van 110 werken niet, daarvoor vormen de Sueños (dromen; de titel van de rubriek in Idilio) te veel een curiosum in Sterns curriculum vitae en is het geboden restant te fragmentarisch. Maar een goede introductie vormt ze desondanks wel op het werk van de in ons land vrijwel onbekend gebleven fotografe.

Oorzaak van die onbekendheid is dat haar meest productieve jaren zich afspeelden in Argentinië. Opgeleid als grafisch ontwerper en fotografisch geschoold door de latere Bauhaus-docent Walter Peterhans, behoorde Stern (1904) tot de exodus van fotografen die begin jaren dertig Duitsland verlieten onder druk van het opkomend fascisme. Vanuit Berlijn waar ze samen met collega Ellen Auerbach enkele jaren een ontwerp- en fotostudio voerde onder de naam ringl + pit (de koosnamen uit hun jeugd; ringl was Stern) kwam ze via Londen en een huwelijk met de Argentijnse fotograaf Horacio Coppola in 1936 in Buenos Aires terecht.

Stern geldt als een van de grondleggers van de moderne Argentijnse fotografie. Behalve haar Sueños maakte ze in Argentinië diverse steden- en landschapsboeken en veelgeprezen reportages over onderwerpen als het kloosterleven, archeologische opgravingen en indiaanse culturen. In haar geboorteland Duitsland is inmiddels ook haar vroege werk herontdekt; ze kreeg er diverse tentoonstellingen, en vier jaar geleden kocht het Folkwang Museum in Essen alle negatieven van studio ringl + pit.

In de tentoonstelling in het Domein worden de grote lijnen in de ontwikkeling van haar oeuvre maar terloops aangestipt. Er zijn enkele portretten (de robuuste kop van Bertold Brecht, een verlegen Jorge Luis Borges) en zelfportretten te zien alsmede een vijftal precieuze stillevens met flesjes en bloemblaadjes. Een zaaltje is gewijd aan de affiches en reclameontwerpen uit zowel haar Berlijnse, Londense als eerste Argentijnse jaren: in hun kleurgebruik, diagonale opbouw en gebruik van fotografische fragmenten ademen ze de tijd zoals die hier vorm werd gegeven door Piet Zwart en Paul Schuitema. Er is een handjevol foto's uit haar latere Argentijnse jaren; wat straattaferelen, landschappen, een enkel indianenportret. En al mogen haar foto's van het scheve kaarsje voor het raam van een sobere logementskamer of het wirwarrige schaduwpatroon over een zonovergoten patio er zijn, het is niet meer dan franje aan de romp die wordt gevormd door de sueño-montages.

De montagevorm, met haar mogelijkheden tot vervreemding en het speels arrangeren van in werkelijkheid onverenigbare beeldelementen, leende zich uiteraard bij uitstek voor het illustreren van dromen. De eindeloze herhaling van een gezicht in een spiegel, tot niets leidende trappen, angstaanjagende ruimtes, uit zee opduikende monsters; het kon allemaal (sur)realistisch worden neergezet. Stern laat echter zien dat zij de mogelijkheden van het plak- en knipwerk in haar sueños nergens liet prevaleren boven de inhoud, die werd geleverd door lezeressen die hun dromen voorlegden aan een psychoanalyticus.

Diens interpretatie vormde nadrukkelijk het kader voor de illustratie, vandaar ook dat droomsymbolen (de trap, de kooi, het monster) steevast overduidelijk worden neergezet en gezichtsuitdrukkingen (angst, verbazing, gelukzalig) expressief worden aangedikt als in een stomme film. Conflicten, isolatie, verlangen, angst en seksualiteit zijn dan ook nog altijd gemakkelijk herkenbare thema's.

Opvallend is wel de feministisch getinte draai die Stern vaak aan haar voorstellingen wist te geven. Menige ingezonden droom gaf uiting aan de onvrede over gefrustreerde ambitie en de opgeslotenheid van het burgermansbestaan. Graag liet Stern echter zien dat de vrouwen zich in haar ogen maar al te gewillig lieten slachtofferen: tevreden zitten ze in hun kooi, extatisch laten ze zich vangen in het net van de zo begeerde man of, in een montage getiteld 'Elektrische apparaten voor het huishouden', stellen ze zich op als het bevallige voetstuk van een tafellampje waarvan een mannenvinger de schakelaar bedient.

Het verbaast dan ook allerminst in de catalogus te lezen dat de montages regelmatig lijnrecht ingingen tegen de (overigens niet meegeleverde) geschreven bijdrage aan de rubriek: Stern was in haar sueños haar tijd ver vooruit. Het feit dat ze zoals iedere montage een deel van hun visuele charme verliezen zodra de connotaties van de verschillende beeldelementen eenmaal zijn ontsleuteld, doet daar nog altijd weinig aan af. [NRCH, 15okt1997]