De pusselstukjes van de geschiedenis

[Over: Koerdistan, in de schaduw van de geschiedenis. NFi, Rotterdam]

Fotografe Susan Meiselas sprokkelde uit fotoalbums van Koerden en archieven de geschiedenis bij elkaar van het Koerdische volk. Een deel ervan is te zien in het Nederlands Foto Instituut. Het waren puzzelstukjes uit een doos waarvan het deksel is zoekgeraakt.'

Eigenlijk voelt ze zich meer een wetenschapper dan een fotograaf zegt Susan Meiselas. Want foto's zijn altijd maar zo'n klein onderdeeltje van een verhaal. Daarom wil ik altijd weten wat en wie erop staat. En waarom.' En dat is een tijdrovende nieuwsgierigheid die niet helemaal past bij een fotojournalist die geacht wordt het wereldnieuws te verslaan.

Begin jaren tachtig maakte de aan het fotoagentschap Magnum verbonden Meiselas (Baltimore, 1948) naam met haar reportages over Nicaragua waar ze een jaar lang de strijd van de Sandinisten tegen dictator Somoza versloeg. Maar de afgelopen zeven jaar besteedde ze aan een project waarvoor ze zelf nauwelijks een foto maakte. Ze sprokkelde de geschiedenis bij elkaar van het Koerdische volk, vastgelegd in foto's gemaakt door anderen: missionarissen, archeologen, militairen journalisten en enkele Koerdische, al dan niet naamloze (amateur)fotografen. De foto's kwamen tevoorschijn uit familiealbums en kasten van Koerden zelf, of uit Westerse archieven als die van de Britse Royal Air Force, de Duitse archeologische vereniging en missiegenootschappen in Amerika.

Het resultaat van haar inspanningen was het eerste fotoarchief ter wereld over de Koerden (met twintig miljoen het grootste statenloze volk ter wereld) en over hun leven in de landen waarin ze voor het overgrote deel wonen; Irak, Turkije, Iran, Syrie en de voormalige Sovjet-Unie. Het archief bevat inmiddels ruim 4000 foto's mede dankzij een internet site waarop regelmatig nieuwe vondsten binnenkomen. Vorig jaar stelde Meiselas daaruit een imponerend boek samen; Kurdistan, in the Shadow of History. Vierhonderdvijftig foto's staan erin de vroegste stammend uit het midden van de vorige eeuw, de meest recente uit 1996.

Vanaf morgen is een deel daarvan te zien in het Nederlands Foto Instituut, voor de gelegenheid aangevuld met familiekiekjes van in Nederland woonachtige Koerden.

Ze had natuurlijk best kunnen volstaan met de honderd mooiste foto's uit de Koerdische geschiedenis zegt ze. Maar dat was haar te gemakkelijk. Ik wil laten zien waar die foto's voor staan. De geschiedenis van een volk en een cultuur, en van de onderdrukking daarvan.'

Van al het postmodernistische gefilosofeer over de relativiteit van de fotografie moet ze niets hebben zegt de even tengere als energieke fotografe. Zij is 'van vroeger', uit de tijd dat je nog fotografeerde op plekken waar het uitmaakte dat je er was. Erbij zijn, verslag doen, de foto als feit. That's the heart of the matter'.

Ze begon haar project nadat ze in september 1991 voor de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch een groep forensisch antropologen had gevolgd die bewijsmateriaal verzamelde over Saddam Hoesseins Anfal-campagne die twee jaar eerder aan tienduizenden Koerden het leven had gekost. Het was niet de eerste keer dat ze massagraven fotografeerde, zegt ze. Maar in Latijns Amerika maakten die foto's deel uit van een verhaal. Nu wist ik niets.' Tijdens dezelfde reis zag ze in de etalage van een fotowinkel een vergeelde historische foto, van op staken gespieste Koerdische hoofden. Die verse graven en die oude foto maakten kortsluiting. Vanaf dat moment wist ik dat ik de tussenliggende geschiedenis wilde achterhalen.'

In de officiele archieven bleek nauwelijks iets terug te vinden. Mede gesteund door de MacArthur Fellowship (250.000 dollar) die ze in 1992 kreeg voor haar eerder werk over Nicaragua, besloot ze daarom op zoek te gaan bij de bron: de Koerden zelf.

Minstens vijftien reizen maakte ze door de regio. Van de ene familie werd ze doorgeschoven naar de andere, en dupliceerde de oude, vergeelde familiefoto's die voor haar uit de kast werden gehaald.

Ook hoorde ze de namen van westerlingen die voor haar in de streek waren geweest. Dat is een voordeel van een mondelinge cultuur. Er worden nog dingen overgeleverd van vader op zoon.' Ook die foto's zocht ze op. Al klinkt dat gemakkelijker dan het was: Net als in Irak of Turkije komt ook hier het lemma Koerdistan in geen enkel archief voor.' Dus vond ze dat 25 centimeter dikke fotoalbum uit 1919 van de Britse officiersvrouw Marion O'Connor slechts bij toeval terug in de kelders van de Royal Geographical Society in Londen. En kwamen de foto's van Percival Richards pas boven water toen ze na een lange zoektocht die begon met een verfomfaaid kiekje in het Hulton Deutsch persarchief, terecht kwam bij diens kleinzoon. Meiselas: Het waren puzzelstukjes uit een doos waarvan het deksel is zoekgeraakt.'

Dat deksel heeft ze inmiddels zichtbaar gemaakt, althans de contouren ervan. Er is natuurlijk veel verloren gegaan en vernietigd. Ook door de Koerden zelf, uit angst voor vervolging. En ik heb allerminst de illusie dat ik alles heb gevonden dat er is.' Wat ze in ieder geval niet terug heeft kunnen vinden zijn foto's van alledaags leven. Wat van vroeger en nu bewaard gebleven is, staat in het teken van conflicten, oorlog en dood - zelfs de portretten die merendeels bevolkt worden door opgetuigde krijgers met strijdvaardige blikken.

Theedrinken is onder Koerden de gewoonste zaak van de wereld. Maar ik heb er slechts een enkele foto van.' En hoewel ze haar project beslist niet als een verklaring over documentaire fotografie wil zien, geeft dat toch te denken, zegt ze.

Fotografie is vreselijk georienteerd op gebeurtenissen. Dagelijks leven wordt daar duidelijk niet toe gerekend.'

Heeft ze niet het gevoel dat ze met dit project een stimulans geeft aan het zoveelste etnisch-nationalistische conflict? Nee zegt ze beslist. Ik ben een kosmopoliet. Ik geloof in culturele diversiteit, wederzijdse acceptatie en grondrechten. Maar Koerden hebben die rechten niet. Dat laat ik zien, in de hoop dat er in ieder geval begrip ontstaat voor het Koerdische streven naar zelfstandigheid.' [NRCH, 12dec1998]