Een etalage voor foto's

Het Victoria & Albert Museum in Londen heeft de grootste en oudste fotocollectie ter wereld. Volgende week wordt in het museum een nieuwe galerie voor fotografie geopend. Conservator Mark Haworth-Booth stelde de eerste expositie samen.

Hoe het is om na bijna dertig jaar conservator fotografie van het Victoria & Albert Museum te zijn, nu een eigen zaal te hebben? Mark Haworth-Booth steekt zijn vuisten in de lucht alsof hij zojuist een winnend doelpunt heeft gescoord. 'Yes!' juicht hij, en maakt enkele vrolijke danspassen tussen de karretjes met gereedschap, de snoeren en de langs de wanden opgetaste fotolijsten.

Ruim honderd tentoonstellingen moet Haworth-Booth (54) inmiddels op zijn naam hebben. Hij schreef boeken over historische fotografische technieken, hedendaagse Britse fotografie, het oeuvre van Bill Brandt - maar deze zaal beschouwt hij als het hoogtepunt, zegt hij. Althans voorlopig.

Op 21 mei opent in het Londense V&A de Canon Photography Gallery waarin permanent werk zal worden gepresenteerd uit de fenomenale, 300.000 foto's omvattende collectie fotografie die het museum sinds 1856 heeft opgebouwd. En al beslaat de galerie nauwelijks de helft van de ruimte die het Nederlands Foto Instituut tot zijn beschikking heeft, Haworth-Booth is voldaan. De zaal geldt in het museum als 'een toplocatie': even voorbij de centrale ingang en nog vóór de zaal waarin de wisselende exposities hangen. Al wil hij beslist niet de indruk wekken dat fotografie er in het V&A tot nu toe bekaaid af kwam. Er is hier altijd met grote regelmaat geëxposeerd. Dat kan ook niet anders als je de oudste en grootste fotocollectie ter wereld hebt. Maar met deze galerie heeft de collectie eindelijk een etalage gekregen.

Enkele weken voor de officiële opening is de galerie nog de gezellige bende die hoort bij een expositie in opbouw. Met brede armgebaren vult Haworth-Booth de ruimte in, als een trotse eigenaar van zijn eerste huis: deze wanden voor de permanente presentatie, die voor de voorlopig halfjaarlijks wisselende exposities, en daar op termijn de actuele exposities. Alleen het licht is nog niet helemaal naar wens, zodat de eerste gefotografeerde Engelsen aller tijden (enkele paardentaxi-chauffeurs en de tegen een lantaarnpaal ineengedoken dronkeman) op de daguerreotypie van de Fransman M. de Sainte Croix, slechts met grote moeite te onderscheiden zijn. De Sainte Croix' werkstukje uit oktober 1839 vormt de opening van de eerste tentoonstelling in de galerie die een chronologisch overzicht zal geven van de eigen collectie - en dus van de geschiedenis van de fotografie.

Ondanks de gefragmenteerde toestand waarin het geheel zich nog bevindt, is duidelijk dat het een gedegen, klassieke presentatie wordt: de vroege experimenten van Henry Fox-Talbot, de portretten van Julia Margeret Cameron, de met de traditionele schilderkunst dwepende ornamentale naakstudies en stilleventjes uit het eind van de vorige eeuw, de baanbrekende Nieuwe Fotografie uit de jaren twintig en dertig. Maar ondanks het hoge gehalte grote namen (Alfred Stieglitz, Paul Strand, Man Ray) is de variatie onder de circa honderd foto's groot, ook in het moderne deel: van de rauwe oorlogsbeelden van Don McCullin en de geacheveerde kunstfotografie uit de jaren tachtig tot Nan Goldins kleurige snapshots en Helen Chadwicks installatie The Oval Court, die als een waterval van met een kopieermachine vervaardigde collages vanaf de wanden neerkabbelt in een speelvijver vol goudgeverfde ballen.

Die diversiteit is een bewuste keuze, zegt Haworth-Booth: Juist de veelzijdigheid is een fundamenteel aspect van de fotografie. Daarom is er ook plaats is voor een hilarische sportkiek uit de jaren zestig van een in het niets springende voetbalkeeper, of een hartveroverend stilleven van een dode zalm, rond 1860 door een anonieme Royal Engineer gefotografeerd tijdens een geografische expeditie in Canada.

Hoewel het V&A als nationaal museum kan rekenen op overheidssteun, dient een steeds groter percentage van het budget door eigen inkomsten gedekt te worden. De sponsoring door Canon (4,25 miljoen gulden over een periode van vijf jaar) moet in dit licht gezien worden, zegt Haworth Booth. Dankzij hun steun kunnen we de ruimte optimaal aankleden en is er extra geld voor publiciteit en een educatief programma.

Of hij voor het geld ook aankopen voor de collectie mag doen, weet hij niet, zegt Haworth-Booth. Geloof het of niet, daar is nog niet over gesproken. Maar het zou hem wel goed uitkomen want de almaar stijgende prijzen voor fotografie baren ook hem zorgen. Zijn structurele aankoopbudget bedraagt slechts 17.000 gulden per jaar. Al kan hij altijd om méér aankloppen als hij perse iets wil hebben - zoals vorig jaar toen hij bij Sotheby's voor ruim 70.000 gulden vier foto's mocht aanschaffen uit de geruchtmakende collectie Anderson/Kirchbach.

Maar gelukkig wordt er veel geschonken door fotografen en verzamelaars. En de fotoafdeling heeft een 'geheim wapen': het copyright op de foto's die Cecil Beaton (1904-1980) tussen 1938 en 1970 maakte van het Engelse koninklijk huis. Dat beeldrecht levert ieder jaar zo'n 35.000 gulden op. Als dank heeft het museum onlangs een vergaderzaal naar de schenker vernoemd. [NRCH, 16mei1998]