Ernstige twijfel over het eerste fotoportret

Een Parijse fotohandelaar kocht tien jaar geleden voor 200 gulden een oud, vaag fotootje op de vlooienmarkt. Inmiddels is er al een miljoen gulden voor geboden. Het zou gaan om het oudste bekende daguerreotypie-portret van de uitvinder ervan, Daguerre.

Marc Pagneux, fotohandelaar te Parijs, kocht het fotootje naar eigen zeggen in 1989 op de vlooienmarkt van Porte de Vanves. Het wat vage en verwaaide mannenportret, een zogenaamde daguerreotypie op een formaat van nog geen 5 bij 6 centimeter, kostte hem 200 gulden. Bij thuiskomst ontdekte Pagneux op de achterzijde een naam en een datum: M. Huet/1837. Huet, zo traceerde hij, was de schilder Nicolas Huet en de man op de foto. Maar het was vooral de datum die zijn vondst bijzonder maakte. Klopte het jaartal, dan had hij niet alleen het oudste bewaard gebleven daguerreotypie-portret in handen maar ook een nog onbekende vroege foto van de uitvinder van het procédé, Louis Jacques Mandé Daguerre (1787-1851).

De vondst, door Pagneux jarenlang geheim gehouden, werd in november vorig jaar wereldkundig gemaakt in Etudes Photographiques, het tijdschrift van de Société Française de Photographie. Sindsdien heeft de foto geleid tot felle discussies die tot op internet te volgen zijn.

Hoe zeker is het dat dat jaartal klopt, vragen vooral Engelse en Amerikaanse deskundigen zich af. Is het handschrift wel oorspronkelijk? Is er geen sprake van antedatering? Met andere woorden: is deze foto authentiek of gaat het hier om zwendel? Sinds de prijzen van fotografie op de kunstmarkt de afgelopen jaren tot grote hoogten zijn gestegen, hebben ook fraudeurs tenslotte de nieuwe markt ontdekt.

De Fransen op hun beurt willen van twijfel niets weten. Ze hebben het handschrift laten analyseren en de foto technisch onderzocht. De Huet-foto is authentiek, verklaren ze.

Met die claim strijken ze vooral in tegen de haren van de Britse historici die in Henry Fox Talbot (1800-1877) nog altijd dé grondlegger van de fotografie willen zien. Talbot maakte zijn eerste foto's al in 1834 maar maakte de resultaten pas in januari 1839 bekend na het vernemen van de geruchten over Daguerre's vinding. Zijn foto's bleken technisch echter van beduidend mindere kwaliteit. Talbot verbeterde zijn procédé in 1840 door gebruik te maken van negatieven waarvan afdrukken gemaakt konden worden (bij daguerreotypie werd direct een unieke afdruk gemaakt). Dit systeem vormde de grondslag voor de moderne fotografie. Talbots vroegste met zekerheid te dateren portret is van oktober 1840. Uit zijn dagboeken blijkt echter dat hij ook al voor die datum portretten maakte. Deze zijn evenwel verloren gegaan.

De daguerreotypie, afbeeldingen gemaakt op met zilver bedekte koperen plaatjes, was de eerste praktisch hanteerbare vorm van fotografie. De details van het procédé werden op 19 augustus 1839 in een gezamenlijke bijeenkomst van de Académie des Sciences en de Académie des Beaux-Arts in Parijs wereldkundig gemaakt. De grote lijnen van de vinding waren al eerder bekend: Daguerre had eerder vergeefs gepoogd zijn vinding bij opbod voor ten minste 200.000 franc te verkopen. Desondanks geldt deze datum sindsdien als de officiële geboortedatum van de fotografie.

Daguerre begon zijn experimenten in 1829. Hij borduurde voort op de ontdekkingen van zijn landgenoot en compagnon Nicéphore Niépce (1765-1833), die geldt als de maker van de oudste bewaard gebleven foto. Niépce legde in 1826 volgens sommige historici 1824 de binnenplaats van zijn huis vast op een tinnen plaatje dat hij insmeerde met een mengsel van teer en zilver. Pas in 1837, het jaar waarin ook de foto van Huet gemaakt zou zijn, vond Daguerre met het gebruik van tafelzout een oplossing voor het laatste probleem: het fixeren van het op zilver vastgelegde beeld.

Enkele van die eerste foto's zijn bewaard gebleven. Het gaat daarbij echter om straattaferelen en architectuuropnames. Bij de bekendmaking van de vinding ging men er nog vanuit dat het maken van portretten vanwege de noodzakelijke lange belichtingstijden niet mogelijk zou zijn. Daguerre zelf heeft nooit melding gemaakt van door hem vervaardigde portretfoto's voor de sceptici een extra reden tot twijfel aan de Franse beweringen. Ook Pagneux' uitleg van zijn jarenlange zwijgen hij vond het zo plezierig er in zijn eentje naar te kijken, verklaarde hij vinden ze weinig geloofwaardig.

Het spreekt voor zichzelf dat Pagneux alle belang heeft bij de vroege datering van de foto: zij zal de prijs aanzienlijk opvoeren. Naar verluidt zou de Franse overheid inmiddels bereid zijn de foto voor een miljoen gulden van hem te kopen. De hoogste prijs die tot nu toe werd betaald voor een daguerreotypie bedraagt 189.500 dollar, in 1995 neergeteld op een veiling in New York voor een vroege foto van het Capitool. De duurste foto aller tijden is het dyptiek Noire et Blanche (1926) van Man Ray, dat vorig jaar eveneens in New York 607.500 dollar opbracht. [NRCH, 15jan1999]