Jong publiek tast diep in de zak op de fotobeurs

[PARIJS, 24 NOV.] De prijzen stegen tot recordhoogte op de Parijse fotobeurs Paris Photo. Volgens de voorspellingen gaat de fotomarkt, net als de internationale kunsthandel, een bumpy toekomst tegemoet.

Een tweemaal zo grote beurs, zo'n dertigduizend bezoekers in vier dagen, veel handelaren die drie tot vijf ton hebben omgezet en beursrecords voor een Man Ray (vier ton), een Raul Ubac (circa 260.000 gulden) en een Andre Kertesz (ook 260.000): de Nederlander Rik Gadella (1963) mag de door hem geinitieerde beurs Paris Photo rustig een succes noemen.

De enige fotobeurs in Europa, die voor de tweede keer in de catacomben van het Louvre werd gehouden en gisteravond werd afgesloten was weliswaar sfeervol, maar hij bleef toch vooral om de verkoopcijfers draaien. Fotografe Martine Franck verkocht bijvoorbeeld aardig wat portretten en landschappen, terwijl haar 90-jarige man Henri Cartier-Bresson op de beurs rondliep alsof hij het daar nog helemaal moest gaan maken. Het zal hem hebben verbaasd dat er bij de Parijse galerie 1900-2000 meer dan twintig-, dertig-, veertigduizend gulden werd betaald voor opnamen van zijn tijdgenoten: voor een Edward Steichen, een Hans Bellmer en een beduimeld mini-stilleventje van Claude Cahun. Hun foto's werden behalve door de opnieuw in groten getale aanwezige Amerikanen dit jaar ook beduidend meer gekocht door Franse en Duitse verzamelaars, zeer tot tevredenheid van organisator Gadella. Het is een teken dat ook in Europa de markt zich verruimt', zegt hij.

Toch lijkt de prijstechnische willekeur op deze beurs sprekend op die van de internationale kunstmarkt. En afgaande op de onevenwichtige veilingresultaten vorige week in New York gaat deze markt een `bumpy' toekomst tegemoet, zoals de Herald Tribune van zaterdag j.l. voorspelde. De bedragen voor 19de-eeuwse en vroeg-20ste eeuwse foto's staan weliswaar in geen verhouding tot de vermogens die op topveilingen of op de internationale kunstbeurs Tefaf worden betaald, ook bij Paris Photo liepen ze toch ook wel `bumpy' uiteen.

Waarom kostte een anoniem maar opvallend intiem Aziatisch naakt uit circa 1880 zo'n tweeduizend gulden, terwijl voor een later, maar toch net zo anoniem piepklein fotogram van een varentje het zesvoudige moest worden neergelegd? Niemand die het weet.

En zo is het ook onbegrijpelijk dat in deze tijd waarin de fotografie van het interbellum zeer populair is, niemand iets kocht uit een krachtige serie industriele, Bauhaus-achtige stillevens van Paul Wolff (1887-1951). Forse opnamen van industriele architectuur daarentegen, die er net zo Bauhaus-achtig uitzagen, maar nog dit jaar door de Canadees Robert Bourdeau zijn gemaakt, vonden weer wel gretig aftrek.

Zo'n zelfde bewijs van een onvoorspelbaarheid werd bij Hamilton's Gallery geleverd. Die raakte onlangs in zijn Londense expositie-ruimte al zijn opnamen van Charles Jones kwijt, een tuinman die rond 1900 de groenten- en fruitsoorten uit de tuinen van zijn opdrachtgevers stuk voor stuk als kunstwerken portretteerde. Maar op Paris Photo ging niemand door de knieen voor de uien en de bonen, originele afdrukken die bij toeval in 1981 op een Londense antiekmarkt zijn opgedoken.

De nieuwsgierigheid van het opvallend jonge publiek naar de meestal spekgladde, technisch perfecte eigentijdse fotokunst mag dan niet onderdoen voor die naar de oude foto's, gebrek aan vermogen weerhield hen ongetwijfeld van aankopen. Verhoudingsgewijs vraagt ook menig jonge fotograaf en/of fotokunstenaar veel te veel, terwijl dit werk als investering een stuk riskanter blijft dan de nu zeer dure kiek van een gebraden kip op een bordje rijst van Man Ray. Een kleine fotocollage van Peter Beard kost 15.000 gulden, altijd nog twee keer zo veel als een vrolijke Micha Klein, die zijn prijzen na de tentoonstelling in het Groninger Museum met vijftig procent heeft verhoogd.

Van andere jonge fotografen, die nu internationaal zeer gewild zijn, onder wie Rineke Dijkstra, Inez van Lamsweerde of Andreas Gurski, ontbrak in Parijs overigens elk spoor.

Eigenlijk draait Paris Photo om de contacten zeiden vorig jaar de twee Nederlandse deelnemers. Die twee zijn inmiddels vijf galeriehouders geworden, maar hun reactie is dezelfde. Hun exposanten hebben buitenlandse tentoonstellingen en opdrachten gekregen, zoals ook de in Parijs aanwezig Nederlandse fotofestival-organisatoren het nodige van hun gading konden vinden. Maar net als het grote publiek zullen zij geen trend hebben waargenomen. De eigentijdse fotografie biedt stilistisch of thematisch geen houvast en in de oude fotografie is evenmin een specifieke voorkeur te bespeuren. De enige waarneembare tendens op Paris Photo 1998 was de prijsstijging, en dan vooral van alles dat als `klassiek' kan worden bestempeld. Dat het daarbij opvallend vaak gaat om namaak-oud zoals de foto's van Bourdeau, schijnt de kopers weinig uit te maken. [NRCH, ism Marianne Vermeijden, 24nov1998]