Edmont Fierlants deed ook de varkensstallen

[Over: Fotografie en realisme in de 19de eeuw. Antwerpen: de oudste foto's, in: galerie Ronny van de Velde, Antwerpen]

In 1847 fotografeerde de Schot John Muir vanuit de Maalderijstraat in Antwerpen de gildenhuizen op de Grote Markt. Het resultaat was een bijna pointillistische afbeelding in roodbruin en purper, op een formaat van nauwelijks 10 bij 20 centimeter. Toen moet de foto een klein wonder geweest zijn, vanuit hedendaags perspectief is het vooral een genoeglijk beeld waarop de geveltjes van acht verschillende smalle hoge huizen tegen elkaar leunen.

Net als zijn toenmalige collega's experimenteerde Muir eindeloos met chemicaliën voor het bereiken van toon- en kleureffecten. Hij combineerde de wolken van het ene negatief met de aardse zaken van het andere en retoucheerde er op los - als het hem zo uitkwam verdween zelfs de hele bovenverdieping van een gevelrij. Helemaal zeker is het niet of die gildenhuizen er dan ook werkelijk zo bijstonden.

Dergelijke ingrepen mochten (en mogen) dan haaks staan op het realistische gehalte van de fotografie, voor de fotograaf van toen waren ze gewoon middelen om de werkelijkheid weer te geven. Niet voor niets gebruikten ze een penseel om de chemicaliën op hun papier aan te brengen - voor hen lag de fotografie nog dicht bij de schilderkunst. Muirs foto, de oudste die er van Antwerpen bewaard is gebleven, is het openingsbeeld van de tentoonstelling Fotografie en Realisme in de 19de Eeuw, een presentatie van de vroegste foto's van Antwerpen, gelardeerd met een veertigtal schilderijen, etsen en aquarellen.

Circa de helft van het fotowerk is van de hand van Edmont Fierlants (1819-1869). Deze foto's zijn voor de gelegenheid aangevuld met bruiklenen uit onder meer het Antwerpse Stadsarchief, de Koninklijke Bibliotheek van België en de Bibliothèque Nationale van Frankrijk Het gaat daarbij zowel om werk van internationaal bekende fotografen als Muir, Gilbert Radoux en de gebroeders Bisson, als om minder bekende (maar niet minder getalenteerde) lokale fotografen als Florent Joosten, Égide Linnig en Hugo Piéron. Hoewel de tentoonstelling door die weinig heldere opzet een wat wisselvallig karakter heeft, is het werk van Fierlants van een onmiskenbare allure. Deze Brusselse notabelenzoon leerde het vak in Parijs van Hippolyte Bayard, een van de grondleggers van de fotografie die al in het voorjaar van 1839 (dus nog voor de publieke bekendmaking van het procédé van Daguerre) in staat was afdrukken op papier te maken. Teruggekeerd in België wist Fierlants in 1860 bij het stadsbestuur van Antwerpen een opdracht los te peuteren voor het fotograferen van gebouwen en monumenten aan de vooravond van de grootscheepse stadsuitbreiding waarbij tevens een deel van de verkommerde middeleeuwse woningen in de oude stadskern gesloopt zou worden.

In vier maanden tijd fotografeerde Fierlants de oude stad. In een panorama van zes opnamen opgebouwd rond de kathedraal legde hij de rede van de havenstad vast, en vervolgens de poorten en de overwoekerde restanten van wachterhuisjes in de vestingwallen die de stad insnoerden als een strak korset. Hij fotografeerde de Franse Schouwburg, het stadhuis en het trotse patriciërshuis De Pret maar evengoed de varkensstallen op de binnenplaats van het Sint-Anna godshuis, de duistere getraliede gevel van het vondelingenhuis waartegen twee werklieden in een onderonsje zijn verwikkeld, de slijterij van J. Verbraken aan de noordzijde van de Grote Markt waar volgens de gevelschildering `alle soorten van liqeuren, wynen en azijnen' verkrijgbaar waren. Het is een even onbarmhartige als opmerkelijke afwisseling van rijkdom en verval in de nabijheid van een haven waar een woud van masten het uitzicht bepaalt.

Behalve de sociale variatie is ook de fotografische afwisseling in Fierlants werk opvallend. Hij vermeed al te statische symmetrie en wisselde met zichtbaar plezier het grote overzichtelijke gebaar af met stilleventjes; van de waterpomp bij de ingang van het St. Julianusgasthuis, of van drie rieten manden vol vruchten bij de ingang van het houten huis De Rozijnenkorf.

Anders dan veel van zijn tijdgenoten besteedde hij opvallend weinig aandacht hij de architectonische details en de ornamenten van de vastgelegde gebouwen - Fierlants richtte zich duidelijk op het vastleggen van de stad. Toch is het nog een besloten, bijna dorpse wereld die hij fotografeerde en dat galmt na in zijn foto's. Desalniettemin kan zijn werk wedijveren met dat van vermaarde contemporaine grotestadsfotografen als Baldus, Le Gray of de gebroeders Bisson. Ook de vergelijking met de Nederlander Jacob Olie, wiens werk momenteel wordt geëxposeerd in het gemeentearchief van Amsterdam, kan hij gemakkelijk doorstaan. Olie maakte zijn eerste foto's van Amsterdam tenslotte op het moment dat Fierlants reeds een volwassen reportage afleverde, en zou zijn grote vorm pas rond de eeuwwisseling bereiken.

Waar Muir in 1847 nog onmiskenbaar een schilderachtig effect nastreefde, nam dertien jaar later bij Fierlants de fotografie al een documentaire gedaante aan. Het tekent de snelle ontwikkelingen in de beginjaren van de fotografie. Maar hoewel Fierlants het als commercieel architectuurfotograaf moest hebben van de herkenbaarheid van zijn onderwerpen, had toch ook hij een zelfde losse omgang met de werkelijkheid. In een opname van een schip aan de linkeroever van de Schelde retoucheerde ook Fierlants de mensen weg, en verdwenen de gaslantaarn bij de St. Joriskerk en de zijgevels op zijn overzichtsfoto van het stadhuis. Het zijn kleine, in de catalogus bijna terloops vermelde details die laten zien dat de huidige onder invloed van de computertechniek gevoerde discussies over het werkelijkheidsgehalte van het medium zo oud zijn als de fotografie zelf. [NRCH, 7feb2000, oorspr. titel: Fotografie van onmiskenbare allure]