Feestjes van alledaagsheid

[Over: Het Fotoboek van de Eeuw, in: Museum van de Twintigste Eeuw, Hoorn]

Nederland fotografeert. Voor het Fotoboek van de Eeuw zijn kiekjes uit schoenendozen en familiealbums verzameld. Aan de hand van deze `onberoemde' foto's is in Hoorn een tentoonstelling ingericht.

Voor een foto deel kan gaan uitmaken van de visuele geschiedenis moet ze eerst openbaar en dus bekend worden gemaakt. Veruit de meeste foto's zijn nooit gepubliceerd. Dat is logisch, maar voor die foto's soms ook een beetje sneu. Wie ook maar enigzins thuis is in de fotografie weet dat het maken van een veelzeggende foto allesbehalve voorbehouden is aan professionals. Sterker nog, van menige beroemde foto kun je je afvragen waarom die eigenlijk zo beroemd geworden is. En omgekeerd zijn vele roemloos gebleven amateurkiekjes, zonder hinderlijke voorkennis omtrent maker of geschiedenis, gerust te bekijken als profesionele foto's.

Ook in de tentoonstelling Het Fotoboek van de Eeuw, te zien in Museum van de Twintigste Eeuw in Hoorn, zijn dergelijke `onberoemde foto's' weer terug te vinden. Het meisje dat in haar warme duffelse winterjas in een portiek geheel verdiept is in haar patatje zou gefotografeerd kunnen zijn door Eva Besnyö. De foto toont onmiskenbaar de jaren vijftig; de wederopbouw werpt de eerste vruchten af.

En die twee slagers die zich gereedmaken voor de slacht van een monumentaal varken, zouden als het allemaal niet zo Nederlands oogde, wel eens vastgelegd kunnen zijn door Lewis Hine. Het zijn mooie, ingetogen foto's die in geen krant of geschiedenisboek zouden misstaan.

Zo'n 400 foto's bevat de tentoonstelling die het afgelopen jaar zijn opgedoken uit familiealbums, kasten en schoenendozen voor de wedstrijd die werd georganiseerd door PCM, uitgever van onder meer deze krant. De winnaar is inmiddels bekend: een foto uit 1955 waarop massaal toegestroomde buurtkinderen in één huishouden de noviteit televisie komen bekijken. In totaal werden 70.000 foto's ingezonden voor het project. Dat is veel maar tegelijkertijd weinig gezien de mate waarin de mens - sinds de introductie in 1895 van George Eastmans handzame amateurcamera en bijbehorende ontwikkelcentrale - de mogelijkheid heeft gehad zichzelf en zijn bezigheden vast te leggen.

Een keuze uit de inzendingen werd wekelijks gepubliceerd op de achterpagina van vijf landelijke en drie regionale kranten. Het waren telkens weer feestjes van alledaagsheid: er werden verjaardagen gevierd en oliebollen gebakken; er werd gefietst en geschaatst, gewinkeld en gegeten; Opoe en tante Kee stonden voor de wastobbe en de eerste buschauffeur in Dordrecht kreeg een gezicht.

De vaak even hartveroverende als clichématige eenvoud van die gepubliceerde pagina's is in de tentoonstelling bewaard gebleven. Er zijn telkens tien foto's bij elkaar gehangen, onderverdeeld in de rubrieken die de organisatie had bedacht om de beeldenstroom in goede banen te leiden: openbaar vervoer, oude Fords, buitenland, vakantie, Sinterklaas en verjaardagen. Maar verder overheerst de wanorde van de schoenendoos: klein en groot, kleur en zwart-wit of bruin door de tand des tijds - alles hangt er door elkaar. Soms gaat het om reproducties en soms om originelen, al dan niet op karton geplakt, zoals de vele foto's uit het begin van deze eeuw: een slijterij op de hoek van de Amsterdamse Sumatrastraat, jonge zeebonken aan de zwier in Rotterdam. Anders dan in de professionele kunst of journalistiek geldt in de volksfotografie enkel en alleen het plaatje.

Gezien het genre spreekt het voor zich dat de meeste deelnemers foto's inzonden van zichzelf of hun familie (al dan niet als lid van de Accordeonvereniging Coney Island Boys uit Rotterdam of de Gereformeerde knapenvereniging uit Delfzijl). Al zijn er uitzonderingen. Dan duikt ineens Prins Hendrik op tussen de padvindertjes in Den Haag, Johan Neeskens op zijn trouwdag of toen nog prinses Beatrix in Madurodam. Wie het niet weet, zou het aan de foto niet afzien. Op kiekjes lijkt iedereen nu eenmaal een naamloze Nederlander.

En voor het overige is alles zeer vreedzaam. Er is de 20e eeuw weliswaar zichtbaar het nodige veranderd, maar conflict of geweld komt er nauwelijks aan te pas op de ingezonden foto's. Omstreeks 1915 liet wielerploeg De Vesting, bestaande uit een handvol soldaten in sjofele bij elkaar geraapte uniformen, zich fotograferen. Eentje heeft een zelfgeschreven plakaat op zijn knie dat aan duidelijkheid niets te wensen overlaat: 'Beter bij De Vesting als bij de soldaten'. En zo is het. Er is al genoeg ellende op de wereld, vindt de volksfotograaf. [NRCH, 11nov1999]