Iconograaf van naoorlogs Rotterdam


[Over Kees Molkenboer: Alledaags Rotterdam, in: Historisch Museum Rotterdam]
In 1948 fotografeerde Kees Molkenboer de Rotterdamse Leuvehaven. Voor- en achtergrond bestaan voornamelijk uit puin, wat rechtop staat, staat in de steigers. De lucht boven het tafereel kun je niet anders dan passend noemen: zwart en dreigend, vol wolken die zwaar weer voorspellen. Toch is het geen deprimerende foto, want dwars door het beeld loopt een waslijn vol vrolijk wapperend wit wasgoed, als een tweede, nieuwe, horizon.

De foto, te zien op een bescheiden (50 foto's) maar hartveroverende expositie in het Historisch Museum Rotterdam, moet een van de mooiste zijn die Molkenboer (1907-1987) maakte van zijn geboortestad, en tegelijkertijd een van zijn meest symbolische. Toch behoort het beeld niet tot de canon van de naoorlogse wederopbouwfotografie. Want die geschiedenis is nu eenmaal vooral een Amsterdamse geschiedenis, geschreven door met name de fotografen van de beroepsvereniging GKf, zoals Oorthuys, Blazer, Klein en Besnyö. Zij waren de fotografen die zich, hoewel gedienstig (die G en K stonden tenslotte voor Gebonden Kunstenaars), ook nadrukkelijk presenteerden op cultureel vlak. Molkenboer daarentegen was `gewoon' een fotojournalist. Waar zij aan de lopende bank boeken maakten, vervaardigde Molkenboer er slechts één, Stad van Erasmus, in 1952 uitgegeven door de Bezige Bij.

Molkenboer, in Crooswijk geboren als zoon van een stalhoudersknecht, was slager en uitbater van een postagentschap annex bibliotheek voor hij zich aan de fotografie wijdde. Zijn eerste camera spaarde hij bij elkaar met de zegeltjes van De Gruyter. Na zich enkele jaren in het amateurcircuit te hebben geschoold opende hij in 1936 onder de weidse naam International Photopress Office zijn eigen studio waar hij zich toelegde op portret-, architectuur- en persfotografie. Mobil Oil, Diergaarde Blijdorp en Berkels Patent, behoorden tot zijn klantenkring. Als fotojournalist (freelance, wel te verstaan) werkte hij voor De Waarheid, het Handelsblad en het christelijke dagblad De Rotterdammer.

Molkenboer was wat je noemt een zakelijk fotograaf; wat erop moest staan, stond erop, centraal maar weinig nadrukkelijk in beeld en zonder al te veel toegevoegd drama. Het is waarschijnlijk ook de reden dat zijn archief (ruim 42.000 foto's) zo gemakkelijk in de vergetelheid kon raken. Ook Molkenboer zelf moet het idee hebben gehad dat hij `slechts' verslag deed van wat hij achteraf niet anders dan oud nieuws kon noemen.

Jarenlang lagen zijn foto's in een kelder, waar ze in 1997 uit te voorschijn kwamen. Pas toen bleek de meerwaarde: die zo vanzelfsprekend meegefotografeerde tijd.

Op Molkenboers foto's zwaaien moeders hun kinderen uit voor het schoolreisje, wordt verkeersles gegegeven op het plein voor de oude Schouwburg, worden zeepkistenraces en bakfietsenraces voor slagersjongens georganiseerd. En als er in 1949 verkiezingen zijn, staat er een mensenmenigte voor het pand van het Rotterdamse Parool waar op een reusachtig billboard de uitslagen worden bijgehouden. Zo ging dat toen, dat zie je. Het zijn vooral de details die dat verleden leven inblazen - de wapperende zomerse jurken, de trotse blik van het jongetje dat de verkeersagent mag assisteren, die aandoenlijke bromfietshelm, het gewicht van de slagersfietsen dat zich laat aflezen aan de gespannen benen en armen.

Uiteraard is er vrijwel geen foto waarop niet een bouwput verzeild is geraakt - dit is tenslotte Rotterdam. Kinderen spelen er op de zandsteenblokken die gereed liggen voor de restaurarie van de Laurenskerk, er wordt gevist aan de Oude Binneweg waar door De Vries Robbé & Co weer het een en ander wordt neergezet. En als meneer en mevrouw in 1949 de etalage van het zouist geopende modehuis Gerzon bewonderen, wordt achter hun rug alweer de Amsterdamsche Bank uit de grond gestampt.

Tegelijkertijd met de expositie in het Historisch Museum vindt in het Centrum Beelden Kunst een expositie plaats van Molkenboers boksfoto's. Het zijn vooral publiciteitsfoto's, gemaakt voor de boksschool van Theo Huizenaar. Bep van Klaveren, zijn broers Wim en Piet, Luc van Dam, Arie Veerman, ze werden door Molkenboer voor een geïmproviseerd gespannen laken neergezet. Dat laken was wat te klein voor de foto zodat een trapleuning of een muurtje gewoon mee werd gefotografeerd. Maar wat gaf het. Het ging toch om die tors en die kop, om de uitstraling van de vechtjas. Die konden later wel worden uitvergroot. Voor de expositie zijn de statieportretten, want dat zijn het, weer volledig afgedrukt. Het effect is aandoenlijk: zelfs Bep van Klaveren lijkt ineens een lieftallig Michelinmannetje, dat verzeild geraakt is in een toneelstuk. Of dat Molkenboers bedoeling is geweest valt te betwijfelen, maar aan zijn wederopstanding als iconograaf van de naoorlogse jaren, doet het weinig af. [NRCH, 6jul1999]