Oorlog, seks en zwaaiende handjes

[Over: Power, World Press Photo Masterclass. NfI, Rotterdam]

Fotografeer macht, was de opdracht waarmee twaalf jonge en veelbelovende fotojournalisten die dit jaar deelnamen aan de zesde World Press Photo Masterclass op pad werden gestuurd. Zo'n globaal onderwerp leent zich uitstekend voor verschillende invullingen, zoals blijkt uit de foto-essays die te zien zijn in het Nederlands Foto Instituut (NFI) in Rotterdam.

De Argentijn Pablo Aeli en de Cubaan Christobal Herrera zochten het in de politiek van hun land. De Deen Joachim Ladefoged en de Spanjaard Matias Costa daarentegen in de onmacht; de een fotografeerde de door de oorlog geteisterde burgerbevolking van Kosovo, de ander in Cueta gestrande Afrikaanse vluchtelingen die hopen op een betere toekomst. Dat zijn ietwat voorspelbare onderwerpen. Het kan ook anders. De Française Julie Ansiau bijvoorbeeld richtte zich op de macht van het geloof in haar serie over de maraboets in West-Afrika, Penny de los Santos (VS) op de macht van de traditie onder Amerikanen van Mexicaanse afkomst en Trent Parke op de macht van de geografische omstandigheden; hij fotografeerde de strandcultuur van zijn geboorteland.

De deelnemers, afkomstig uit elf landen, hadden voor hun opdracht slechts enkele weken de tijd. Dat niet iedereen met die druk uit de voeten kon, is te zien aan het onvoltooide karakter van menige serie. De los Santos blijft in haar voornamelijk uit onduidelijke groepsportretten bestaande werk aan de oppervlakte, terwijl Parke van de strandcultuur weinig meer laat zien dan een handvol weliswaar spectaculaire, maar elkaar toch vooral herhalende onderwaterfoto's. Vermeld dient dat de werkelijke masterclass pas plaats heeft na het maken van de foto's, in de lezingen en discussies met ervaren vakgenoten, afgelopen week in het NFI. Het effect daarvan is daarom aan presentatie niet te zien. De tentoonstelling (een kleine 100 foto's) is dan ook niet zozeer een afgewogen geheel, maar meer een gelegenheid kennis te nemen van in de toekomst wellicht beeldbepalende fotojournalisten.

Wat opvalt is dat de jongeren geheel in de lijn van de tijd de nadruk leggen op de zelfstandige visuele kwaliteit van hun beelden. Opvallen doe je door je foto en niet door je onderwerp, lijkt het credo. De enige uitzondering is misschien de Deen Nicolai Fuglsig, met zijn kleurenserie over de Spaanse vakantie-uitspattingen van een groepje jonge landgenoten. Zijn foto's zijn spetterend en nietsverhullend, maar worden in eerste instantie bepaald door het extroverte, door drank en seks gestuurde gedrag van zijn hoofdrolspelers.

Daarin verschillen ze hemelsbreed met bijvoorbeeld het zwart-wit werk van zijn landgenoot Joachim Ladefoged. In een aantal van diens foto's van Kosovo is sprake van een duidelijk persoonlijk stempel: de uitgekiende lichtval op het gezicht van een soldaat die als een verder zwarte demon opduikt in een landelijk zwemtafereeltje of het verschrikt starende oog dat in de uiterste bovenhoek van een van zijn foto's tevoorschijn komt vanachter het over een vrachtwagen gespannen zeildoek. Het zijn elementen die getuigen van alert fotografisch kijken, zoals die ook opvallen in de Pablo Aeli's foto's van de Argentijnse politiek. Het werd een bijna rituele serie over handjes: ze komen tevoorschijn uit coulissen, ze salueren, applaudiseren of zwaaien triomfantelijk met een fles wijn. Maar geschud worden ze bijna nergens, wat zijn foto's een hilarische dimensie geeft.

In vergelijking met hun werk zijn de foto's van de Chinese Wang Yao zeer bescheiden. Zij fotografeerde de danseres Chen Ailian die in haar jeugd gouden medailles won, tijdens de Culturele Revolutie werd verbannen en nu opnieuw furore maakt als eigenaresse van de eerste particuliere dansschool in China. Yao's foto's zijn vaak wat obligaat (de danseres danst, ze wordt befrunnikt in de kleedkamer, ze zit in gedachten verzonken in de zaal) maar het idee is moedig. Want de inzendingen naar World Press Photo hebben zelden de kunsten als onderwerp. [NRCH, 18nov1999, ill: Trent Parke]