Oude foto's van een liefhebber

[Over: Roger Therond: Une passion française, Maison Européenne de la Photographie, Parijs]

Eind jaren zestig begon Roger Therond, toen kersvers verslaggever bij Paris Match, met het verzamelen van fotografie. Zijn foto's kocht hij voor een habbekrats op vlooienmarkten of op veilingen waar hij behoorde tot een select gezelschap liefhebbers. Inmiddels is hij opgeklommen tot hoofdredacteur en omvat zijn collectie enkele duizenden foto's. Tweehonderdvijftig daarvan nam hij op in de tentoonstelling Une passion française, waarmee hij in het Maison Européenne de la Photographie in Parijs voor het eerst met zijn bezit in de openbaarheid treedt.


Theronds collectie kent twee zwaartepunten: het werk van de vroege fotografen uit het midden van de vorige eeuw en dat van de modernisten uit de jaren dertig van deze eeuw. Beide komen in de presentatie aan bod, al ligt de nadruk op het 19de-eeuwse deel.

Het moderne aandeel is opvallend onsamenhangend. Gesolariseerde dubbeldrukken waarin de surrealist Raoul Ubac in de weer is met stokjes, steentjes en raadselachtige voorwerpen hangen er naast een vertekend naakt van André Kertész; de in de jaren dertig door Hans Bellmer uit papiermaché gemaakte en vervolgens gefotografeerde poppen, hangen er naast de duistere geënsceneerde naakten van Pierre Molinier uit de jaren zestig. Weliswaar is Theronds presentatie van de als altijd aanstekelijke familiefoto's van Jaques Henri Lartigue en het experimentele, uit dubbeldrukken en fotogrammen bestaande werk van Maurice Tabard wat omvangrijker en daardoor coherenter, echt overtuigend is dit deel van de expositie allerminst.

Toch is Une passion française een bij vlagen oogstrelende tentoonstelling dankzij de kwaliteit van de 19de-eeuwse fotografie en de vorm waarin de presentatie is gegoten: die van een reis door de tijd, door Frankrijk en al doende door de geschiedenis van de fotografie. Als startpunt van die reis koos Therond zijn geboorteplaats Sète, de havenstad waar Gustave le Gray in 1857 zware en dreigende zeegezichten maakte waarop onrustige golven breken tegen de kades en wind en licht koud over het water gieren. De beheersing van al die beweging is een klein wonder gezien de toenmalige stand van de fototechniek, en maakt Le Gray's foto's tot ware meesterwerken; niet voor niets werd een ervan onlangs voor een recordprijs van ruim 1,7 miljoen gulden verkocht op een veiling bij Sotheby's.

Vanuit Sète laat Therond de fotografen de wereld intrekken, van Rome en Jeruzalem tot Athene, waar Baron Jean-Baptiste Louis Gros meticuleus de Acropolis vastlegt, en Damascus waar Charles Lallemand zich rond 1865 laat betoveren door de ogen van een joods meisje in een lustig plooiend gewaad. Haar plateauschoenen moeten haar het lopen vrijwel onmogelijk hebben gemaakt en dus is het maar beter dat de fotograaf haar voor altijd tegen een hekje laat leunen. Het zijn foto's waarin de verbazing over het aanzien van de wereld ook na 150 jaar nog altijd navoelbaar is.

Eenmaal terug in Frankrijk kijken de fotografen met nieuwe, getrainde ogen. Hun foto's worden weidser, gedetailleerder en vooral kunstiger. In eerste instantie richt hun blik zich nog op het schilderachtige landleven maar al snel verleggen ze hun aandacht naar de zich in hoog tempo moderniserende steden. De statige bruggen over de Seine, gefotografeerd door vrijwel iedere zichzelf respecterende Franse fotograaf, ogen nog tamelijk klassiek maar als Auguste-Hippolyte Collard in 1863 de onderzijde van de Pont Saint-Louis zo fotografeert dat je de klinknagels in de ijzeren spanten kunt tellen, dient de moderne tijd zich onmiskenbaar aan.

Het zijn grote maar elegante passen die Therond op deze wijze maakt door de Franse fotogeschiedenis, hier en daar gelardeerd met zijsprongetjes naar de portretkunst, fotografie aan het keizerlijk hof of de vroege, ondeugende naaktfotografie. Nieuwe inzichten levert het niet op; Therond heeft verzameld met een esthetisch hoog ontwikkelde maar historisch correcte smaak. Zijn voorkeur ligt bij alom gerespecteerde hoogtepunten en grootmeesters.

Wellicht daarom zijn het vooral de onbekende en wat meer alledaagse foto's die je het beste bijblijven; van twee mannen en een vrouw bijvoorbeeld, uitrustend op een omgezaagde boom bij de rivier tijdens hun zondagse wandelingetje in 1854 (een foto van de gebroeders Varin), of van groepjes koutende dorpelingen op klompen bij het uitgaan van de kerk (Granseigne, omstreeks 1850). Tot de artistieke canon van de fotografie behoren ze niet, maar hun bescheidenheid en gewoonheid verleent ze een onmiskenbare charme.

Dat geldt ook voor een van de kleinste maar mooiste foto's van de tentoonstelling; een omstreeks 1850 door een onbekend gebleven fotograaf gemaakte daguerreotypie van een levende want zichtbaar bewogen haan. Het beeld is nog geen halve ansichtkaart groot en voorzichtig getint met een toefje rood in kam en snavel en een enkel veegje bruin op de vacht. Het is een even vanzelfsprekende als raadselachtige foto; naar de reden voor het maken ervan kun je slechts gissen. Zoiets maakt nieuwsgierig en zet de verbeelding in gang - een vermogen dat veel van Theronds foto's juist door hun bekendheid inmiddels zijn kwijtgeraakt. [NRCH, 15dec1999, ill. Maurice Tabard]