Af en toe een vage schim

[Over: Op reis. Foto's uit de collectie van Abraham Willet. Museum Willet-Holthuysen, Amsterdam. In NRCH 15okt2001]

Smaak kon Abraham Willet (1825-1888) niet worden ontzegd. Porselein, glas, zilver, schilderijen, het vond allemaal een plek in de statige woning aan de Amsterdamse Herengracht die hij deelde met zijn vrouw Louisa Holthuysen. Geen wonder dat het huis na hun overlijden zo kon worden opengesteld als museum.

Een minder bekend onderdeel van de door Willet bijeengebrachte collectie kunst en kunstnijverheid bestaat uit circa 1.200 vroege stads- en architectuurfoto's, voornamelijk gekocht tijdens twee reizen door Europa. De collectie bevat werk van gerenommeerde fotografen als Gustave le Gray, Edouard Baldus, Edmond Fierlants en de gebroeders Bisson, en is een van de weinige vroeg negentiende-eeuwse particuliere fotoverzamelingen in Nederland die intact is gebleven. In een kleine, door Rijksmuseummedewerker Hans Rooseboom verzorgde presentatie van ruim 70 foto's geeft Museum Willet-Holthuysen nu voor het eerst inzicht in dit tot voor kort verborgen onderdeel.

Het kopen van reisfoto's was in de tweede helft van de negentiende eeuw niet ongewoon. Zelf fotograferen was voor de meeste reizigers te bewerkelijk; de eerste ook door amateurs eenvoudig te bedienen camera werd pas in het jaar van Willets dood, 1888, door Kodak geïntroduceerd. Reisgidsen als de Baedeker verwezen daarom steevast in hun stadsbeschrijvingen naar de ter plekke aanwezige fotografen en fotohandelaren.
Een van de vroegste foto's in Willets collectie is een bosgezicht in Fontainebleau, rond 1855 gemaakt door de Franse fotograaf Gustave le Gray. Le Gray, nadien vooral bekend geworden door zijn zeefoto's, had er een belichtingstijd van twintig minuten voor nodig: gezien het even scherpe als gedetailleerde resultaat moet het een zeer windstille dag geweest zijn. Toch heeft de foto door al het struweel een levendig karakter en vormt daarmee een uitzondering in de presentatie. Want Willet had een voorkeur voor ruim bemeten stadsfoto's waarop vooral de historische pleinen en gebouwen van door hem bezochte steden als Parijs, Venetië, Rome en Florence goed uit de verf kwamen. Ruimtelijke en wat afstandelijke beelden waarop straatrumoer slechts bij uitzondering voorkomt. vanwege de techniek die immers het scherp vastleggen van beweging nog uitsloot. Daarom lieten fotografen soms ter verlevendiging van het beeld nadrukkelijk mensen poseren: quasi terloops leunt er dan iemand tegen de obelisk op het Piazza Santa Maria Novella in Florence (een foto van de gebroeders Alinari) of rust er een wandelaar uit bij een waterput in Verona (Maurizio Lotzi).
Maar Willet had kennelijk niet veel op met dergelijke genrefoto's, wat de presentatie uit zijn collectie onvermijdelijk een wat statisch karakter geeft. Het Fondaco deo Turchi (voor én na de restauratie), de monumentale trap van het Scala dei Giganti in het Palazzo Ducale, het Forum Romanum, het terrein van de wereldtentoonstelling in Parijs - het ligt er allemaal even stil en verlaten bij.

Maar saai is dat allerminst, al was het maar omdat alle aandacht uit kan gaan naar het bewonderenswaardige vakmanschap van de vroege fotografen en de ongekende detaillering en doortekenening van hun foto's waarvan het nauwelijks nog voorstelbaar is dat ze ooit de functie hebben gehad die ansichtkaart en vakantiekiek nu hebben.
In die beelden van verlatenheid denk je toch af en toe vage schimmen waar te nemen, zoals bij een kademuur op de imposante, 40 bij 50 centimeter grote foto die Carlo Naya rond 1870 maakte van het Palazzo Ducale. Ach, natuurlijk: gondeliers, nieuwsgierig kijkend naar de werkzaamheden van de fotograaf - hun boten dobberden sneller dan de chemie en licht konden bijbenen. En rond de twee kleine houten optrekjes voor het Romeinse Pantheon is het welbeschouwd zelfs een drukte van belang. Koetsen, paarden en koetsiers doen zich daar vermoeden. Maar zeker is het niet. Want ondanks alle stille precisie, heeft ook de vroeg negentiende-eeuwse fotografie beslist zijn raadsels.

[Foto: Gustave Le Gray, Forêt de Fontainebleau, 1852]