De fotograaf zonder naam

[Over: Tacita Dean, Floh. In: NRCH 28sep2001]

Zijn oeuvre is zonder twijfel het meest omvangrijke uit de canon van de fotografie en is wat betreft geografische spreiding, onderwerpskeuze en stilistische veelzijdigheid tot op heden ongeëvenaard. Een vakantie-uitstapje, een verjaardagspartijtje en de zojuist verworven nieuwe auto of vriendin wordt door hem met even speels gemak gefotografeerd als het neerstorten van de Hindenburg, de Duitse inval in Rusland of het brandende World Trade Center. Desalniettemin heeft hij in de fotografie nooit een naam gekregen.

Die onbekendheid is deels door eigen toedoen ontstaan. Vanaf de start van zijn loopbaan heeft hij een opmerkelijke onwil vertoond om zijn werk te signeren of anderszins van informatie te voorzien: plaats en datum zijn veelal de enige gegevens die de achterzijde van zijn foto's prijsgeeft - als er iets op staat. Soms breekt hem dit na jaren nog op, zoals bij de daguerreotypie die enige tijd geleden voor veel geld werd aangeboden op een veiling in New York. Het zou daarbij gaan om de vroegste opname van Abraham Lincoln, maar vanwege gebrek aan informatie uit eerste hand kon geen zekerheid worden verschaft en bleef de foto onverkocht.

Hoewel enkele van zijn foto's de wereld zijn overgegaan, publiceert hij slechts mondjesmaat. Exposeren doet hij daarnaast vooral binnenskamers, en dat voor een select gezelschap van vrienden en bekenden. Wat ongetwijfeld de reden is dat zijn foto's slechts bij uitzondering zijn afgewerkt op een wijze die door musea en galerieën op prijs wordt gesteld. Voor hem geen stevig formaat, vlekkeloos passe-partout of keurige lijst. Hij is de fotograaf van de punaisegaatjes, de rafels en de kreukels. In museale collecties is zijn werk dan ook beslist ondervertegenwoordigd, ook al zijn de meeste van zijn foto's unica waarvan de negatieven (uiteraard door eigen onachtzaamheid) reeds lang zijn verdwenen.

De belangstelling voor zijn werk, groot in de begindagen van zijn carrière, is in de loop der tijd danig geslonken, vermoedelijk mede vanwege een verschuiving die in de loop der jaren in zijn werk is opgetreden. Naarmate de fotografie professionaliseerde (in de journalistiek, in de kunst) is hij zijn onderwerpen hoe langer hoe meer in de familiaire sfeer gaan zoeken, wat hem de naam opleverde een `amateur' te zijn. Geheel onterecht: het punt is meer dat zijn kracht ook zijn zwakte is. Wie alles wil kunnen, blinkt uit in niets: hij is bij uitstek de fotograaf die briljante momenten afwisselt met onbegrijpelijke missers.

De laatste jaren echter staat zijn werk weer volop in de belangstelling. Zowel in Nederland als in het buitenland groeit het aantal collectioneurs dat zijn werk verzamelt. Ze vinden het in tweedehands winkeltjes en op rommelmarkten, verstopt in koffertjes en schoenendozen. Het zijn ook deze liefhebbers die zorgdragen voor dat wat de fotograaf zelf altijd heeft nagelaten: exposeren en publiceren.

Een van hen is de Engelse beeldend kunstenares en filmmaakster Tacita Dean, die onlangs ruim 160 foto's uit haar collectie foto's van anonieme fotografen, gevonden op rommelmarkten, publiceerde onder de titel Floh. Het is een mooi boek dat geheel in stijl de meest uiteenlopende zwartwit- en kleurenfoto's bevat; van landschappen tot portretten, van stillevens tot alledaagse tafereeltjes. De vroegste stamt uit de 19de eeuw, de meest recente is van gisteren.

Wat ook in de collectie van Dean weer opvalt is de diversiteit van zijn werk. Levenskunst is misschien nog de beste typering ervan, gezien zijn vermogen een mensenleven van de eerste tot de laatste stap te volgen en de onmiskenbare voorkeur voor de vrolijker kanten van het dagelijks bestaan die hij daarbij aan de dag legt. Op zijn foto's wordt beslist meer gelachen dan gehuild, meer gezoend dan gevochten, meer geleefd dan gestorven.

Tegelijkertijd bewijst hij in Floh opnieuw zijn onnavolgbare vermogen foto's te maken die lijken op het werk van wél met naam en toenaam bekende collega's. Zijn portret van een verleidelijk in de hoek van een bank wegduikende jongedame doet sterk denken aan foto's van de Fransman Jacques-Henri Lartigue (1894-1986), een haastig snapshot van een straatschilder aan die van Garry Winogrand (1928-1984), de slaperige restanten van een feestje aan die van de Amerikaanse Nan Goldin (1953).

Zou hij eigenlijk maar een plagiator zijn? Misschien. Maar vaststaan doet het allerminst. Menig fotograaf van naam heeft tenslotte toegegeven juist in zijn werk een inspiratiebron te hebben gevonden.

-----

Foto: collectie Werkmanslust