Gamma-tierelantijnen wil ik niet

Het liefst zou hij ook nog willen zien om welk merk bier het gaat, zegt fotograaf Goos van der Veen, wijzend op het achteloos in de berm weggeworpen blikje op een van zijn foto's. ,,Dat zijn de details en die horen nu eenmaal ook bij de werkelijkheid.'' En die werkelijkheid is volgens hem het wezen van de fotografie.

Een kunstenaar voelt hij zich niet en met abstracties heeft hij weinig op. ,,Ik ben fotograaf. Ik doe verslag van wat ik zie en dat doe ik in zo precies mogelijke foto's.'' En in kleur dus, want de enige reden dat er ooit in zwart-wit is gefotografeerd, is omdat het in kleur nog niet kon.

Exposeren doet Goos van der Veen (1958) zelden. Boeken heeft hij niet op zijn naam. En al worden zijn foto's met regelmaat gepubliceerd in kranten en tijdschriften, veel meer dan een reputatie van een degelijk vakman heeft hij er niet mee opgebouwd. Met goedlachse zelfspot zegt hij zich soms `de Joop Zoetemelk van de Nederlandse fotografie' te voelen; menig kermiskoers winnend, maar als het eropaan komt steevast tweede.

Komend weekeinde is een keuze uit zijn recente landschapsfoto's te zien in het SBK-Amsterdam, samen met werk van de in Nederland woonachtige Amerikaanse fotografe Betsy Green. De tentoonstelling vindt plaats in het kader van de zes maal per jaar door Adriaan Monshouwer - voormalig directeur van het Nederlands Foto Instituut - georganiseerde Weekenden van de Fotografie.

Waar Green dromerige, met pinhole-camera gemaakte en door chemische procédés op smaak gebrachte arcadische landschappen toont, presenteert Van der Veen zijn realistische, bijna droge observaties: het slagboompje voor de oprit bij een snelweg in de omgeving van Weesp, een weiland vol raadselachtige zandheuveltjes, blokken basalt achter een hek in Flevoland, strandvertier bij Calais terwijl op de achtergrond een Hovercraft langsraast.

Het zijn foto's die vanzelfsprekend ogen. Ja, denk je bij het zien ervan: zo zit de wereld in elkaar. De eenvoud van zijn foto's is niet alleen bedrieglijk, hij laat zich ook maar moeizaam veroveren. Van der Veen, bedachtzaam formulerend: ,,Er is een zekere distantie nodig. Niets mag de baas spelen, anders verwordt de foto gemakkelijk tot anekdote. En wat overtollig is mag er niet op, dat leidt af en maakt van een foto een kiekje dat de aandacht niet kan vasthouden.'' Een goede foto laat iets zien dat herkend kan worden maar plaatst tegelijkertijd vraagtekens.

Van der Veen volgde de School voor de Fotografie in Den Haag en bouwde snel een vaste klantenkring op onder pr- en reclamebureaus, ministeries en kranten als de Volkskrant en Vrij Nederland. Voor dat laatste blad maakte hij jarenlang de `fotocartoons' bij de kookrubriek van Hugh Jans: vrolijke close-ups van het stuitje van een paprika, de schubben van de ui of de tekening in de vacht van een kalf die hij vervaardigde in een geïmproviseerde miniatuurstudio onder zijn trap of gewoon op het aanrecht. Maar na een vijftien jaar werd het werk naar zijn gevoel een kwestie van discipline en herhaling. ,,En op de keper beschouwd bleef er niks van over. Het was een kwestie van publish and be forgotten.'' Op het moment dat hij vader werd en besloot zich ook met de verzorging van zijn nageslacht te bemoeien, merkte hij daarnaast op dat het fotografenleven minder draait om vakmanschap dan om beschikbaarheid op afroep. ,,De ene na de andere opdrachtgever viel af toen bleek dat ik nu twee agenda's had.'' Dus besloot hij zich voortaan meer te richten op datgene wat hem zelf boeide: het aanzien van de gebouwde omgeving. ,,Ik heb me altijd voor geschiedenis geïnteresseerd. De kleine en de grote redenen die maken dat iets is zoals het is. Zo keek ik ook naar het landschap. Wat wordt waar aangelegd en gebouwd. Hoe ziet het eruit. Het is mensenwerk, dus is er over nagedacht en dat denken wil ik laten zien.''

Hij begon grote stedenbouwkundige projecten en de Vinex-locaties te verkennen, fotografeerde op industrieterreinen en in recreatieparken, keek links en rechts van de snelweg. Hoewel het gebieden zijn die door en voor mensen zijn bedacht, komt die mens maar zelden op zijn foto's voor. Ze mogen een onderdeel in het decor vormen, maar niet de hoofdrol spelen. ,,Dan wordt een foto maar al te snel een verhaaltje over die mensen die daar staan. Zoiets gaat ten koste van de zeggingskracht.''

In nieuwbouwwijken fotografeert hij bij voorkeur tussen het moment van oplevering en het intrekken van de eerste bewoners, want juist dan is helder te zien wat de bedoeling van de planologen en de architecten is geweest. ,,Kom je een paar maanden later, dan gaan de botten schuil achter alle tierelantijnen van de Gamma. En die hoef ik niet.'' Al blijkt in de praktijk dat het tijdsbestek best ruimer mag zijn. Op zijn foto van wat een school, een kantoortje maar even goed een onder architectuur gebouwd huis zou kunnen zijn heeft het dagelijks leven getuige de aankleding al aardig huisgehouden. Maar het beeld is sober genoeg om de aandacht te vestigen op het contrast tussen de vuurrood geschilderde kozijnen en het groene kunstmatige heuveltje op een steenworp van de ruiten. En ook in Ypenburg wordt al zichtbaar geleefd, afgaande op de volle parkeerplaats. De auto's zijn er uitgestald in een patroon dat een commentaar vormt op de kleur van de voordeuren en de vorm van de erkertjes die de strakke gevelrij proberen te onderbreken. Intrigerend, dacht hij toen hij het tafereel onder ogen kreeg. Al wist hij op dat moment nog niet precies waarom. Maar dat hoeft ook niet, zegt hij. ,,Zodra je als fotograaf precies weet wat een foto spannend maakt, ga je maar al te gauw invullen. Dan fotografeer je niet meer, maar ben je bezig om een boodschappenlijstje af te werken.'' [NRCH 5okt2000, foto: Goos van der Veen, Violaines (Pas-de-Calais)]