Hoe de kinderen hun glimlach kwijtraakten

[Over: Eeuwige Jeugd. 100 jaar kinderportretten in de Nederlandse fotografie. Spaarnestad Fotoarchief, Haarlem. In: NRCH, 8jul2000]

Onder amateurs is het kind wellicht het meest gefotografeerde onderwerp, maar in de professionele fotografie is de kinderfoto slecht vertegenwoordigd. Pas recent zijn Sally Mann, Rineke Dijkstra, Céline van Balen en Hellen van Meene bekend geworden met foto's van kinderen.

In `Eeuwige Jeugd', te zien in het Spaarnestad Fotoarchief in Haarlem (en later dit jaar ook in het Gorcums Museum en het Huizer museum Het Schoutenhuis), doet kunsthistorica Debbie Wilken een eerste voorzichtige poging de Nederlandse kinderfoto in kaart te brengen. Haar tentoonstelling omvat ruim tachtig foto's van dertig merendeels professionele Nederlandse fotografen. Onder hen bevinden zich Paul Citroen (vertegenwoordigd met zijn bekende, feeërieke foto van Eva Bendien uit 1931), Martien Coppens, Eva Besnyö en Emmy Andriesse. De vroegste foto's stammen uit 1895 en werden gemaakt door Jacob Olie, de Amsterdamse stadschroniqueur die tijdens zijn speurtochten terloops ook zijn eigen kinderen fotografeerde, spelend op de Ouderkerkerdijk of vissend in de Amstel. De meest recente foto's zijn de portretten van Dijkstra en Van Balen en de documentaire foto's van Carel van Hees, de Rotterdamse fotograaf die momenteel werkt aan een project over het leven van de jeugd in de stad.

Wilken heeft bij haar fotokeuze doelbewust afgezien van de anekdotische en clichématige kinderfoto, gemaakt door (of in opdracht van) trotse ouders. Ze heeft juist gekozen voor foto's met een meer documentaire of artistieke inslag. Juist die foto's zouden de in de loop der tijd veranderde manier van kijken naar kinderen kunnen illustreren.

Hoe begrijpelijk ook, helemaal steekhoudend is haar argument niet. Het onderscheid tussen persoonlijke en algemene motieven ligt immers niet zo scherp. De foto's die de schilder Willem Witsen rond de eeuwwisseling maakte van zijn zoon Pam met diens moeder Betsy of met de schrijver Arthur van Schendel mogen dan een onmiskenbaar artistieke inslag hebben, voor Witsen zullen ook persoonlijke motieven een rol hebben gespeeld. Datzelfde geldt voor de picturalistisch fotograaf Berend Zweers die rond dezelfde tijd dochterlief afbeeldde op dromerige kooldrukken waarin een hand verlegen speelt met een bloemkelkje, en voor Ed van de Elsken die in de jaren zestig dochter Tineloe en zoon Daan voor de camera gekkigheid liet uithalen.

Desalniettemin maakt Wilkens presentatie duidelijk hoe de fotografische benadering van het kind in de loop van de afgelopen honderd jaar is veranderd. In het begin van de eeuw werden kinderen bij voorkeur afgebeeld als kleine volwassenen. Bijvoorbeeld door Emile Muns, die in 1930 `mejuffrouw Russelman' als een Lolita avant la lettre een lakentje over haar blote schouders liet draperen.

In de periode van de Nieuwe Fotografie en de daaruit voortvloeiende humanistische benadering van de jaren vijftig kregen kinderen al veel meer een zelfstandige rol, ook al speelden ze die rol in een stuk dat door hun ouders geschreven was. Want kinderen waren behalve kinderen ook de symbolische dragers van het naoorlogse optimisme. Dat wordt bijna griezelig zichtbaar in de foto die Hans Wolf begin jaren zestig maakte in een Amsterdamse nieuwbouwwijk. Vanuit een extreem laag standpunt fotografeerde hij een jongetje met zijn hond. Door het perspectief lijkt de huizenrij op de achtergrond van Madurodam-formaat, het kind torent er als een blij lachende reus boven uit.

Pas vanaf de jaren zestig wordt de benadering losser en het kind meer zichzelf. Al betekent dat in de praktijk vooral onbestemd - zoals in de wat raadselachtige foto's van Leo Divendal - of breekbaar zoals in de bekende foto's van Rineke Dijkstra en Céline van Balen. Hun foto's zijn de minst uitbundige bijdrage aan de tentoonstelling. De glimlach, decennialang het handelsmerk van de kinderfoto, heeft bij hen afgedaan. Wie hun foto's wil ontleden moet dieper graven en zijn conclusies trekken uit een oogopslag of de krul in een mondhoek.

Toch is er ondanks alle verschillen ook een opvallende overeenkomst: de kinderfotografie is en blijft vooral vriendelijk. Dat kinderen soms krengen zijn, de boel terroriseren of moorddadige bendes vormen - het is aan deze tentoonstelling niet af te zien. Zelfs de sombertjes ogende kinderen op de meest recente bijdragen lijken maar een vingerknip verwijderd van spel en dans. In dit opzicht bevestigt `Eeuwige Jeugd' het cliché dat ze eigenlijk probeert te vermijden. [Foto: Rineke Dijkstra, Almerisa, 1994.]