Menselijk en werk

“Op een ochtend staat de mevrouw op. Half zes is het en nog donker. Ze hoort mannenstemmen, buiten, in het weiland aan de overkant van het water. En auto’s en portieren die dichtslaan. Er worden dingen geroepen die ze niet verstaat. Er wordt gelachen. En dat zo vroeg op de ochtend!
Dat hoort niet, hier op de Madijk. De mevrouw vertrouwt het maar niks. Moet ze de politie bellen?”

Zo begon ik ruim, voor de zomer, een toespraakje in het Centrum Beeldende Kunst in Groningen bij de opening van Randverschijningen, een tentoonstelling van Sabina Theijs en Marieke Kijk in de Vegte. Theijs en Kijk in de Vegte zijn fotograaf, in de foto’s keken ze naar het veranderend aanzien van de Groninger stadsrand.
Je zag puntdaken uitgroeien boven zandheuvels, jeugd fikkie stoken in tijdelijk niemandsland, modderige bouwkavels waarin zich de replica’s aftekenen van wat op de achtergrond reeds is voltooid. Zo opgeschreven klinkt het misschien wat somber maar de foto’s zijn dat allerminst. Ze zijn helder en kleurig. Zonder opsmuk tonen ze wat zich afspeelt op het snijvlak van stad en platteland. En er is ook humor. Zo laten de fotografen je dwars door de glazen hoekgevel van een nieuwbouwwoning naar de landerijen kijken: mooi. Maar de kinderen des huizes hebben er geen oog voor, die zitten binnen en kijken televisie.
Het speelt zich allemaal af rond Groningen, maar dat maakt niet uit. Het hoort inmiddels bij iedere willekeurige stad of dorp met nog wat landerig groene randen om handen.

In mijn verhaal liet ik die foto’s verder ongemoeid. Ik had het vooral over die mevrouw en haar boerderijtje en haar levenlange uitzicht. Over hoe ze die rumoerige mannen in de weer zag met kaarten en stokken, en even later de draglines en de bulldozers. Over de knoop die ze ervan in haar buik krijgt. En hoe ze dan haar koffer pakt en maar uit logeren gaat.
Na een week liet ik haar weer thuiskomen en kijken naar de rode baksteen, de vrolijke kozijnen, het subtiele beton aan de overkant. Hoe heet het hier, vraagt ze verbaasd aan een te dikke meneer die voorbij jogt. Stom mens, zegt hij hatelijk. Dat ze dat best wel weet. Ze woont hier toch al haar leven lang!

Het verhaal had ik een beetje verzonnen. Een beetje. Het bouwen duurde vast langer dan een week en de mevrouw zal er vooraf zeker van geweten hebben, maar ik had haar wel degelijk ooit zien rondscharrelen op het erf voor dat boerderijtje dat er trouwens nog altijd staat. (En zo’n te dikke meneer, zoveel verbeelding is daar toch niet voor nodig?)
En voor het overige: wie om zich heen kijkt, kan het zien. Keer op keer. De wereld staat nu eenmaal niet stil. Alles verandert, en zo hoort het. Jammer alleen dat je dat soms zo jammer kunt vinden. Want waar gebouwd wordt, wordt immers tegelijkertijd iets anders uitgegumd: een ruimte, een horizon, een uitzicht dat zich in de loop der jaren in een geheugen heeft gegrift. Verdwijnt het dan verdwijnt al snel ook de herinnering, en daarmee het houvast in het heden. Wat rest is enkel ontheemding en stuurloosheid.
Om dat tij te keren is het maken van een foto, de scherpste aller troost, toch wel het minste wat we kunnen doen, merkte ik op.

Gelukkig, Theijs en Kijk in de Vegte gaan onverdroten door met hun werk. Niet vlak en registrerend, maar met verbeelding en gevoel. Waar iedereen vooruit wil, kijken zij alvast een beetje om. Ze doen dat onbezoldigd, al zouden ze wat ondersteuning heus niet schuwen. Wat dat laatste betreft: beeldend en kunst, dat heet inmiddels al gauw links en hobby. Maar dat is een gruwelijke vergissing. Het is menselijk en werk. En bittere noodzaak bovendien. Hoe sneller de veranderingen, hoe groter de noodzaak er bij stil te staan.

Mijn verhaaltje van toen eindigde ik zoals het begon. Alleen was het die te dikke meneer die wakker werd van rumoerige mannen met kaarten en stokken en verrekijkers. Ook dat had ik trouwens niet zo maar verzonnen; de paaltjes stonden er al.
Voor het schrijven van dit vervolg ben ik opnieuw even een kijkje gaan nemen. Brombeer blijkt meer respijt te hebben gekregen dan ik hem toen gunde. Op de opgeworpen heuvels tiert het onkruid, kuilen staan vol water, het zand ligt er hulpeloos bij.
Een adempauze? De crisis? Zijn de ideeën even op? Hoe het ook zij, dat ooit als tijdelijke bedoelde uitzicht moet zich inmiddels stevig hebben verankerd in zijn hoofd.
Ik hoop voor hem dat hij vandaag of morgen wakker wordt van twee vriendelijke vrouwenstemmen, in de weer met statieven en camera’s.

-----

Dit artikel verscheen op papier in het tijdschrift Kijk op het Noorden, oktober 2010. Het was de tweede aflevering van de rubriek Werkmanslust (Eddie Marsman kijkt wat af).

De foto’s van Sabina Theijs en Marieke Kijk in de Vegte zijn te vinden op www.stadsrandinbeeld.nl.