Uitrukken bij windkracht 3

[Over: Gerco de Ruijter, Vals plat. Buro Leeuwarden, Leeuwarden. In: NRCH 15sep2000]

Aan beeldcompositie doet Gerco de Ruijter niet. Belichting controleren, het juiste moment kiezen - niks ervan. Hij kijkt niet eens door de zoeker. Dat geef je allemaal op als je je camera onder aan een vlieger hangt. Toch voelt hij zich wel degelijk fotograaf. ,,Ik moet het tenslotte hebben van de zichtbare werkelijkheid'', zegt De Ruijter, zittend in de rommelige werkruimte van zijn kortgeleden betrokken woning in het oude centrum van Rotterdam-Overschie. Lachend voegt hij er aan toe: ,,Trouwens, welke fotograaf heeft zichzelf nooit betrapt op de gedachte dat zijn mooiste foto's eigenlijk maar bij toeval gemaakt zijn?''

De Ruijters landschapsfoto's, vanaf morgen in het kader van de eerste Friese editie van de fotomanifestatie Noorderlicht te zien in Buro Leeuwarden, zijn verrassender dan je op grond van zijn werkwijze zou verwachten. Ze houden het midden tussen luchtfoto's en close-ups. Een horizon kennen ze niet. Door het ontbreken van herkenbare bebouwing ontberen ze ieder idee van maat, schaal en perspectief. Links en rechts, hoog en laag, groot en klein - het bestaat niet meer. Zelfs over wat onder en boven is slaat de onzekerheid danig toe. Kijkend naar zijn foto's verblijf je in een wereld waarin de alledaagse wetten van het kijken zijn opgeheven.

Aan de wand van zijn werkkamer hangt een intrigerende foto van een door craquelé getekend oppervlak, doorsneden met een strook even scherp als onduidelijk groen. Een modderpoeltje in de steeg achter het huis, de rand van een akker in Oost-Groningen? Het blijkt uitgedroogd slib te zijn in een opslagplaats bij Stellendam. Zo leveren bergen zwartgrijs ijzererts op een overslagterrein in de Maasvlakte een raadselachtig patroon op dat zich evengoed in een woestijn als in de stoffige hoek van een boerenschuur zou kunnen bevinden. Zo zou het groen op weer een andere foto het groen van korstmos op een steen kunnen zijn, van struiken langs een bospad of - wie weet - toch van een compleet bos.

De Ruijter (1961) volgde aanvankelijk de School voor de fotografie in Den Haag maar stapte al snel over naar de Rotterdamse kunstacademie. Wat hij wilde was werk maken waarvan je je op het eerste gezicht moest afvragen wat het voorstelde om pas bij nader inzien te ontdekken dat het écht was. ,,En dat leer je niet als je eindeloos melkpakken fotografeert'', zegt hij.

De Ruijter schilderde, maar maakte voorstudies met zijn camera: het golfspoor van bootjes in het water, nuances van groen in akkerland, het verloop van zwart in het talud van een dijk. Tot hij ontdekte dat hij de schilderkwast eigenlijk helemaal niet nodig had. ,,De details van die foto's, daar zat het allemaal al in.''

Toch waren het schilderijen die hem op het spoor zetten. ,,Vooral die van Piet Mondriaan'', zegt hij. ,,Zijn lijnenspel is abstract. Maar als je er even anders naar kijkt dan zouden het net zo goed een landschap met slootjes in de Beemster, stratenplannen of een elektronische schakelschemaatjes kunnen zijn. Dan wordt het ineens heel realistisch. En dat zocht ik.''

Maar de herkenbaarheid van close-ups en macro-opnames stond hem tegen. ,,Of het werd direct heel wetenschappelijk, te puur abstract.'' Hij moest de hoogte in, maar werken vanuit een vliegtuig leek hem niks: luchtfoto's maken de wereld plat en allesbehalve raadselachtig. De simpele oplossing: een vlieger.

Uit aluminiumstrips fabriceerde hij een frame waarin hij de camera kon hangen, de lens naar beneden gericht. Het frame zelf bevestigde hij aan een twee meter lange staaf die het geheel voor al te woeste schommelingen moest behoeden. Een eierwekker leverde het mechaniek dat de ontspanknop kon bedienen. ,,Het nadeel was alleen dat ik na iedere foto die vlieger weer in moest halen om de transporthandel over te halen.'' Voor een verbeterd exemplaar gebruikte hij een camera met automatisch filmtransport. Uit een op afstand bedienbare auto uit de speelgoedwinkel haalde hij het mechaniekje dat voor de druk op de knop kon zorgen. De Ruijter: ,,Sindsdien ruk ik uit bij windkracht 3.'' Bij 6 en meer pakt hij zijn biezen: ,,Dan wordt het te zwaar en te woest.''

Als de vlieger - ,,niet zo'n snerpend stranddingetje natuurlijk maar een lekker stabiele Japanner'' - eenmaal in de lucht hangt, dan begint hij te wandelen. Op zoek naar kleurnuances en contrastrijke vlakken, soms naar de beweging van bomen en water. ,,Ik heb er na een jaar of zeven inmiddels een zekere handigheid in gekregen. Je maakt inschattingen binnen de driehoek van je ogen, de camera en een punt op de grond.''

Al gaat het nog regelmatig mis. Dan ziet hij een versgeploegde akker of in de verte een boot en denkt de golfslag tegen de kade te fotograferen om te eindigen met een handvol foto's van een koe. ,,Of er zitten vogels in. Een ramp, want van bovenaf zien die er altijd uit alsof ze aan de mobile in de kinderkamer hangen.''

De resulterende foto's drukt hij vierkant af: ,,Een liggend of staand formaat zou het kijken toch weer een richting geven. En het voordeel van vierkant is dat ik ze kan kantelen, al naar gelang ze er het mooiste uitzien. Wat overigens een enorme bevrijding is van de beperkingen die je nu eenmaal hebt in de begane-grond-fotografie.''

Wat niet wil zeggen dat hij dergelijke foto's nooit maakt. Zo fotografeert hij de laatste tijd regelmatig het verwaaien en oplossen van wolken en vliegtuigsporen. Ook daarvan laat hij in Buro Leeuwarden een handvol zien. Hoewel qua karakter herkenbaarder, leveren ze door het opnieuw ontbreken van horizon en andere aanknopingspunten dezelfde verwarrende kijkervaring als zijn vliegerfoto's.

In het buitenland trekt zijn werk inmiddels ook de aandacht: zo exposeert hij momenteel eveneens in het Franse Beaune. En soms is er een opdracht. De Ruijter: ,,Dan komt er bijvoorbeeld een directeur die vraagt of ik zijn kantoor wil fotograferen. Maar het resultaat wil ze nog wel eens tegenvallen. Dan staat het gebouw er niet helemaal op of het is niet herkenbaar genoeg.''

Of er zijn andere problemen. Natuurlijk. ,,Laatst nog, in Emmen. Hangt de camera net onder de vlieger, knapt de draad. De hele zaak ging honderd meter door een aardappelveld om te eindigen in een sloot.''