Vakvrouw


De foto is gemaakt vanuit de coulissen. De jubileumvoorstelling van het Nationaal Ballet is net achter de rug en op het toneel staat het uitgelaten gezelschap dansers, de gezichten getekend door de karakteristieke mengeling van vermoeidheid en opluchting. Voor hen staat Sonja Gaskell, leidster van het ballet, met het gezicht naar de onzichtbare zaal. Je ziet het niet maar toch weet je het: daar wordt een staande ovatie gegeven. Verlegen leunt Gaskell tegen een inderhaast op het toneel gezette stoel, tasje in de hand, hoofd een beetje scheef. Waar laat ik al die bijval - je ziet het haar denken.

De foto, gemaakt in 1966, is tekenend voor het fotografische talent van Maria Austria: onder alle omstandigheden wist ze die ene typerende foto te maken, even terloops en eenvoudig als subtiel. Van een jonge Leonard Bernstein, losjes achter de piano in het Amsterdamse Concertgebouw, en een ingetogen Igor
Strawinsky achter zijn bladmuziek in een Engelse opnamestudio - zijn wandelstok hangt over zijn schouder alsof hij net nu na eindeloos ijsberen die lang gezochte oplossing heeft gevonden.
Maar even gemakkelijk fotografeerde ze een Amsterdamse melkboer die 's ochtends vroeg met zijn kar door een sneeuwstorm ploegt of een machinist en een conducteur op de Haagse tram - de een zie je op de rug en de ander gaat half verscholen achter het schuifdeurtje, dus wat je vooral ziet is dat alles naar wens gaat en dat die tram overal keurig op tijd zal zijn.

Maria Austria (1915-1975) werd vooral bekend als de vernieuwer van de toneel- en theaterfotografie die het genre ontdeed van de glamour, de glans en de houterigheid van speciaal voor de camera stilgezette toneelhandelingen. Jarenlang was ze de huisfotograaf van het Holland Festival, het Mickery Theater en de Nederlandse Opera Stichting. Ze bezocht repetities en voorstellingen, portretteerde dansers en acteurs voor en achter de schermen.
Het resultaat van dat jarenlange werk ligt opgeslagen in haar archief dat wordt beheerd door een instituut met haar naam: het Maria Austria Instituut in Amsterdam.

Verscholen tussen die theaterfoto's zitten de foto's die ze buiten maakte, van Nederland tijdens de jaren van de naoorlogse wederopbouw. Al moet je dat bouwen in haar geval niet al te letterlijk nemen. Want anders dan op de foto's van generatiegenoten Cas Oorthuys, Aart Klein en Carel Blazer, wordt er bij haar zelden gewerkt. Liever fotografeerde ze de choreografie van het dagelijks leven: een zoontje dat zijn vader meetrekt voor een blik onder de motorkap op de AutoRai, jongens en meiden met elkaar in de weer op de kermis, de uitgelaten vrolijkheid in Amsterdamse nachtcafés, een echtpaar verwikkeld in een theatraal ruzietje over - ja, over wat eigenlijk?
Die `vergeten' documentaire foto's (vooral stammend uit de jaren vijftig en zestig, de meeste gemaakt in Nederland, een enkeling in Brussel, Londen, Oostenrijk of Italië) zijn vanaf volgende week te zien in het Joods Historisch Museum. Dan verschijnen ze ook in boekvorm, samen met een keuze uit de meer informele theater- en muziekfoto's, als vierde deel in een reeks onder de titel Holland zonder haast.
Het is een nostalgische en zeker voor Austria weinig toepasselijke titel. ,,Voor haar was Holland in de eerste plaats hard werken'', zegt fotograaf Vincent Mentzel, die halverwege de jaren zestig en vers van de kunstacademie enige tijd haar assistent was. ,,Om een uur of tien stond ze op en dan was het direct op volle kracht vooruit. Spullen bij elkaar zoeken, auto volladen en wegwezen. Haar agenda stond altijd vol. Repetities, theatervoorstelling, links en rechts een opdracht. Thuis werden nog dezelfde avond de foto's afgedrukt, geretoucheerd én bezorgd.'' Maria Austria, zegt Mentzel, was `een en al haast'.
Wellicht dat ze gelachen zou hebben om de titel van haar boek, maar een stevig robbertje bekvechten is even voorstelbaar. Jarenlang zat ze in het bestuur van de vakvereniging GKf, bezig met streven naar erkenning en fatsoenlijke honorering van fotografen. Wat haar niet zinde werd aangevochten, aldus Mentzel. ,,Ze was een stevige tante.'' ,,Als er wat gedaan moest worden kon je altijd een beroep op haar doen'', herinnert toenmalig GKf-voorzitter Kors van Bennekom zich.
Austria kon zeer streng zijn, op het kille af. Ook zichzelf maakte ze het zich niet gemakkelijk: ze was zwaar astmatisch en sliep met een fles zuurstof naast haar bed, maar ondertussen rookte ze stevig.

Assistent Mentzel mocht pas na verloop van tijd een van haar foto's voor haar afdrukken. Hij kreeg het voorbeeld in handen: zo moest het. Toen ze 's avonds thuis kwam viste ze haar eigen afdruk moeiteloos uit het stapeltje dat de assistent haar overhandigde. Zonder een woord van uitleg werd de productie van de dag doormidden gescheurd en in de prullenmand gekieperd. ,,Doe maar over. Is nicht gut.''

Maria Austria, geboren in het Tsjechische Karlsbad (nu Karlovy Vary) als Marie Karoline Oestreicher, was een typische fotograaf van rond-de-oorlog: een degelijke opleiding ervoor, cruciale levenservaringen erin, een loopbaan erna.
In 1937 kwam ze na het afronden van haar fotografieopleiding in Wenen samen met haar toenmalige echtgenoot Hans Bial naar Nederland. Het verblijf van het joodse paar zou tijdelijk zijn en was enkel bedoeld om na al het gestudeer iets van het Westen op te snuiven. Maar na de Duitse inval in Tsjecho-Slowakije was de weg naar huis afgesneden.
Samen met haar reeds in Amsterdam woonachtige zus Lisbeth begon ze een ateliertje. Lisbeth ontwierp breipatronen, Maria fotografeerde ze. Ze hielden het tot 1942 vol. Toen werd Lisbeth opgepakt en afgevoerd naar kamp Westerbork. Korte tijd later gaf Hans Bial vrijwillig gehoor aan de Duitse oproep zich te melden. Ook hij werd overgebracht naar Westerbork. Maria zelf weigerde en dook onder.

Het is het verhaal van de tijd, de omstandigheden en de spelingen van het lot. Maria's zuster zou de oorlog overleven, evenals haar man Hans Bial die echter direct na terugkeer uit het kamp van haar scheidde. Maar haar moeder stierf in Bergen-Belsen, haar broer en diens vrouw in Tröbitz. Zelf leerde ze in de onderduik Henk Jonker kennen, een gemeenteambtenaar die zich toelegde op het vervalsen van persoonsbewijzen. Ze maakte pasfoto's voor hem, later leerde ze hem ook zelf fotograferen; na de oorlog zou ook hij fotograaf worden.
Via Jonker (in 1953 traden ze in het huwelijk, tien jaar later scheidden ze) raakte ze nauw betrokken bij de illegaliteit en trad op als koerierster. Wellicht zo leerde ze de eigenschap die haar na de oorlog als fotografe goed van pas zou komen: ze kon zich gedragen als een kameleon, aldus Mentzel.
,,Zodra ze een camera in handen had was het alsof niemand nog in de gaten had dat ze aanwezig was.'' Het verklaart veel van de alledaagse vanzelfsprekendheid van veel van haar foto's. Al herinnert Van Bennekom zich vooral het aplomb waarmee ze rond kon lopen, zeulend met statieven en camera's. ,,Daar was mevrouw de fotograaf. Ze oogde altijd heel bezig.''
Over de oorlog heeft ze nadien zelfs met intieme vrienden niet willen praten, schrijft Judith Herzberg in de inleiding van het fotoboek. Herzberg vraagt zich af waar Austria haar herinneringen gelaten heeft. ,,Ergens moet het spook toch, onzichtbaar, een rol hebben gespeeld?''

In 1945 maakt Austria deel uit van de door schrijver Albert Helman (pseudoniem van Lou Lichtveld) georganiseerde groep filmers en fotografen uit het verzet die de bevrijding moet vastleggen. Voor Helman fotografeert ze in juni van dat jaar het zoeken naar gefusilleerde verzetsmensen in de duinen bij Overveen. Van een afstandje maakt ze een overzichtsfoto. Er staat een rijtje grafkisten op de voorgrond, er zijn soldaten, er zijn heren in pak en heren in regenjas die kijken naar gravende mannen met petten. Er is een kuil, er staan enkele auto's. Te zien is er verder weinig, het toneel is karig. Inderdaad: zichtbaar zijn de contouren van een oorlog, meer niet.
Maar toch, uitzonderlijk is die aanpak allerminst. Net als andere bekende naoorlogse documentaire fotografen (Cas Oorthuys, Ed van Wijk, Aart Klein, Eva Besnyö, Emmy Andriesse) maakte ook Austria vriendelijke foto's waarop het leven sober is. Het zijn foto's die herkenbaar vastzitten aan hun tijd maar die ook een beetje tijdloos lijken te zijn omdat ze vooral verwijzen naar iets dat er nooit echt op staat: het vertrouwen in een betere en vooral vreedzame toekomst. Foto's die niet in het teken staan van het verleden maar van het vooruitzicht - het spook van de oorlog, maar vermomd in een vreedzaam gewaad. Niet voor niets wordt het documentaire genre uit de eerste twee naoorlogse decennia wel aangeduid als `humanistische fotografie'; fotografie die in het teken staat van de menselijke waardigheid.

Ook Austria fotografeerde liever het goede en het vriendelijke - vaders en moeders achter kinderwagens, dansende en zingende kinderen, het feestgedruis in de kroeg, de postzegelmarkt waar de goederen aandachtig worden bekeken, de hoog opgetaste groentekisten voor de winkel van De Gruyter in het Amsterdamse Betondorp. En ondertussen groeit op de achtergrond de welvaart - stijlvollere kleding, meer auto's, vakanties met de caravan en de vouwwagen, een overvolle parkeerplaats bij de Gross Glockner.
Ondertussen wordt in Bos en Lommer een weekendhuisje in elkaar geschroefd, met op de achtergrond een flat waaraan het wasgoed in lange rijen hangt te drogen. Even later is de hele familie verenigd rond het éénpits butagasstel op vakantie. Brood en soep staan er op het menu. Nu kun je gemakkelijk lachen om de bedompte, volgepakte en allesbehalve naar vakantie riekende ruimte maar aan alles is te zien dat zoiets nu net niet de bedoeling van de fotografe is geweest.
Austria legde het vast met een onnavolgbaar oog voor detail: de huppelende kindervoetjes die de grond nét niet raken, het naambord Landbouwstraat op de foto van de groentekisten, de lonkende glimlachjes in de kroegen, de onhandigheid van vaders achter kinderwagens. Zo vriendelijk is het dat je schrikt van haar eigen portret, in 1961 gemaakt door Henk Jonker in haar werkkamer: een kleine, bijna pinnige vrouw. Eén oog heeft ze dichtgeknepen, met het andere, monsterlijk uitvergroot door een loep, kijkt ze je aan. Bijna verbeten, zou je de trek om haar mond willen noemen. Om je op hetzelfde moment te realiseren dat die zo herkenbare vriendelijkheid van de jaren vijftig een doelbewuste manier van kijken was, en het maken van de foto's soms een hele opgave.

Op de keper beschouwd, zegt Kors van Bennekom, was Maria Austria ondanks de vriendelijkheid van haar foto's, vooral `een eenzaam mens'. ,,Uren kon ze aan de telefoon hangen, uitweidend over de praktijken van de een of andere collega. Maar eigenlijk wilde ze gewoon even praten.'' Ze kon zeer argwanend zijn, op het pietluttige af, en eindeloos kon ze soebatten over de honorering van een opdracht om die, vooruit dan maar, voor veel te weinig geld tóch uit te voeren. Want zo was ze ook, zegt hij. ,,Een vakvrouw in hart en nieren.''

-----

Vakvrouw verscheen op papier in NRC Handelsblad (Cultureel Supplement), 5 oktober 2001.
het werd geschreven n.a.v. de tentoonstelling 'Maria Austria. Documentaire foto's 1933-1970' (Joods Historisch Museum, Amsterdam) en de verschijning van het boek 'Holland zonder Haast'.

Naschrift:

Ingezonden brief van Mw. Tamar Walma, Baarn, verschenen in NRC Handelsblad 12 okt 2001

"In het stuk van Eddie Marsman over Maria Austria (CS 5-10) staan een paar onjuistheden over Hans Bial, de eerste echtgenoot van Maria. Hans Bial was mijn vader. Hij is op 31 december 2000, bijna 90 jaar oud, overleden. Inderdaad was hij eerst gehuwd met Maria Austria. Hij trouwde in 1951 met mijn moeder, Julie Bial-Spitz, met wie hij vanaf 1947 samenwoonde. Omdat hij mij opgevoed heeft en wij verschrikkelijk veel van elkaar hielden heb ik hem altijd beschouwd als mijn vader. Ten eerste: Hans Bial is reeds in 1933 naar Nederland gekomen; hij was een joodse Duitser en zag (22 jaar oud) `de bui al hangen'. Hij werkte in Duitsland voor Kaffee Hag, dat ook een vestiging hier had en op tijd (dachten ze toen) de joodse werknemers uit Duitsland verplaatste. Hij is dus niet, zoals in het artikel vermeld staat, in 1937 met Maria Austria vanuit Tsjechoslowakije hier gekomen. Maria en hij hebben elkaar ontmoet in het gastvrije huis van Coen en Magda van Emde Boas, waar het altijd vol zat met joodse vluchtelingen. Zij kregen een vurige relatie. Maar omdat het zeer onzekere tijden waren en ze bovendien wisten dat zij samen waarschijnlijk geen stabiel huwelijk zouden hebben dachten ze er niet over om te trouwen.

Tijdens de bezetting en de voortschrijdende anti-joodse maatregelen van de nazi's kregen ze het idee dat ze elkaar veel beter tot steun zouden kunnen zijn als ze wel trouwden. Zo waren zij het eerste paar dat in de Hollandsche Schouwburg trouwde, omdat het nu voor joden verboden was op het stadhuis te trouwen, en wel op 1 april 1942 al hun vrienden dachten echt dat het een 1-april-grap was. Ze wisten beiden dat dit een verstandshuwelijk was en ze beloofden elkaar na de eventuele bevrijding, indien ze inmiddels een ander gevonden zouden hebben, vrij te laten. Mijn vader Hans Bial is inderdaad naar Westerbork gegaan, omdat zijn vader (na de Kristallnacht naar Nederland gevlucht) daar als arts zat en zij alleen elkaar hadden als familie. En Maria is inderdaad ondergedoken en heeft deel uitgemaakt van het verzet, waar ze Henk Jonker heeft ontmoet, zoals in het artikel stond. Na de bevrijding van Westerbork is Maria met Henk naar het kamp toegekomen om Henk aan Hans voor te stellen; en volgens de gemaakte afspraken zijn ze zo vlug mogelijk na de bevrijding gescheiden. Hans en mijn moeder zijn altijd goed bevriend gebleven met Marietje (ofwel Mariechen), zoals ze in intieme kring genoemd werd. Ze kwam op al onze verjaardagen en andere partijtjes. Wij kwamen ook bij haar thuis op de Willemsparkweg. Hans Bial was een mooie man en Maria heeft hem dan ook veelvuldig als model gebruikt voor modefoto's in 1938 en 1939 (die maakte ze ook om geld te verdienen). Maria was, voor zover ik haar kende, ze overleed toen ik 33 was, altijd leuk, geestig, weliswaar een felle tante en erg geconcentreerd, maar ik heb haar nooit bits of lelijk meegemaakt."