De ware vorm van de werkelijkheid

[Interview met Hannes Wallrafen, n.a.v. Van de Tijd en de Tropen, Museum Het Princessehof, Leeuwarden. NRCH/CS, 13sep2002]

'Hoezo, niet echt?' vraagt Hannes Wallrafen (Mönchen-Gladbach, 1951) in zijn studio. Hij zit gebogen over de kleurige, alledaagse taferelen in zijn boek Van de Tijd en de Tropen: stapels bananen op een kade, mannen die in het café naar de vrouwen loeren, vermoeide plantagearbeiders in een barak-woning. Een keuze eruit is te zien op de fotomanifestatie Noorderlicht in het Princessehof in Leeuwarden.
De foto's, bijna schilderachtig in hun lichtgebruik, ogen uiterst realistisch. Toch zijn ze bijna allemaal, en de ene wat meer dan de andere, door Wallrafen in scène gezet. Hij arrangeerde de bananen op de kade. De cafébezoeker en de serveerster zijn respectievelijk muzikant en model, de plantagearbeiders geen plantagearbeiders.

En dan valt onvermijdelijk het woord manipuleren.

Iedere foto manipuleert, zegt Wallrafen beslist. ,,Iedere fotograaf die zijn vak serieus neemt, zet de werkelijkheid naar zijn hand.'' Invalshoek, lichtval, wat erop mag en wat niet - het is allemaal een kwestie van ingrijpen, zegt hij. ,,Dat kan ook niet anders. Fotografie is ingrijpen.''
Uit zijn jaren als fotojournalist herinnert hij zich een straathoek in Bolivia. Hij wist: de mijnwerkers komen straks van die kant en het leger van de andere en dan speelt zich hier het veldslagje af. Hij overzag het toneel, bekeek de kapperszaak op de hoek, zocht de passende achtergrond voor vuisten, spandoeken en geweren. ,,Ik kon het tafereel in mijn hoofd uittekenen en wist precies waar ik moest gaan staan. Wat er uiteindelijk op de foto stond was écht gebeurd, maar toch had ik het beeld van voor tot achter gecomponeerd.''
Zou hij die foto nu maken, dan zou hij zelf de straathoek uitkiezen en op het dorpsplein de militairen en stakers bij elkaar zoeken - zoals hij deed in Honduras. De straathoek is een paadje tussen de tabaksplanten geworden, het leger heeft de gedaante gekregen van een enkele opzichter met een witte stetson, maar afgezien daarvan: gebalde vuisten en een vlag, stokken en een machete.


Al is hij over het resultaat achteraf `een beetje ontevreden': ,,Het is wat stram en gespeeld, niet woedend genoeg. Dat maakt de situatie net niet voldoende echt.'' Want écht, daar gaat het om: ,,Mijn foto's zijn gebaseerd op wat ik heb gezien en gehoord. In die zin zijn ze verzonnen. Maar ze worden gevoed door de werkelijkheid. Wordt het beeld te theatraal, dan gaat het afleiden. Want het gaat over de werkelijkheid en niet om de vorm.'' Daarom nam hij de foto toch in het boek op: stakingen en verzet zijn nu eenmaal onlosmakelijk verbonden aan de Hondurese geschiedenis.

Zijn eerste geënsceneerde foto maakte Wallrafen (opgeleid aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam, waar hij sinds zijn 19de woont) in 1985, toen hij de Amsterdamse brandweer voor het Centraal Station een auto uit het water liet vissen. Het was een simpele opdracht, maar de werkwijze zette hem aan het denken. ,,Zo'n beeld met takels en duikers en water dat aan alle kanten uit een auto druipt zie je wel vaker. Alleen nooit op het moment dat je het nodig hebt. Plotseling realiseerde ik me dat ik de werkelijkheid niet per se geweld aandoe als ik haar een handje help door de dingen en de poppetjes op hun plaats te zetten.'' Ensceneren zou hij het zelf niet willen noemen: ,,Ik geef vorm aan de werkelijkheid. Ensceneren associeer ik met toneel, met zelf een wereld vormgeven. Wat ik fotografeer is geen fantasiewereld.''
Hij begon tableaux vivants te maken van verenigingen (van bergbeklimmers tot majorettecorpsen), gebruikte die techniek bij het maken van een stadsportret van Istanbul en vervaardigde het boek Een Dagreis naar Macondo (1992) met taferelen geïnspireerd op de verhalen van Gabriel Garcia Márquez. In de jaren negentig verbreedde hij zijn terrein nog eens door geënsceneerde foto's met behulp van de computer te combineren met familiekiekjes, onder meer in een reeks over de geschiedenis van de linkse beweging in de Zaanstreek.
De ontwikkelingen in zijn oeuvre weerspiegelen de ontwikkeling van menig geëngageerd reportagefotograaf van zijn generatie die, uitgekeken op de `sociale fotografie' van de jaren zeventig en vroege jaren tachtig, op zoek ging naar - zoals dat ook toen al heette - `een nieuwe beeldtaal'.

In hoog opgetaste dozen langs de muren van zijn studio liggen de foto's uit zijn vroege journalistieke jaren, gemaakt van rellen in Noord-Ierland, revolutie in Iran, verzet in Chili, honger in Bangladesh, krakers in Amsterdam. Grofkorrelig en in contrastrijk zwart-wit, ademen ze onmiskenbaar de sfeer van hun tijd: de symboliek van de gebalde vuist, de gebogen rug en het gehavende vod. Wallrafen: ,,Op een gegeven moment was het een maniertje geworden. Die roep om meer aandacht voor esthetiek en verbeelding vond ik zo gek nog niet.'' Maar, anders dan veel generatiegenoten, nam hij geen afstand van de maatschappelijke betrokkenheid uit zijn jonge jaren. De tijden zijn veranderd maar de wereld niet, zegt hij: ,,Ik heb nog altijd een hekel aan onrecht en wil nog altijd iets veranderen.''
Met zijn ensceneringen en frivole kleuren en het zelfstandige karakter van de foto's is Van de Tijd en de Tropen een onmiskenbaar hedendaags project. Tegelijkertijd refereert Wallrafen in de foto's aan zijn vroege werk als fotojournalist. Bijna onvermijdelijk, zegt hij. ,,De geschiedenis van Honduras deed me vaak terugdenken aan mijn ervaringen elders in Latijns en Midden-Amerika. In de verhalen die ik er hoorde, herkende ik dingen van vroeger.''
Het boek begon met een opmerking van de musicus Guillermo Anderson, die in 1999 in Nederland was voor het geven van een benefietconcert voor de slachtoffers van de orkaan Mitch. Waarom iedereen alleen geïnteresseerd was in zijn land als er zich weer eens iets ergs afspeelde, vroeg Anderson zich af. De organisator van het concert legde de vraag voor aan Wallrafen, die na een jaar grasduinen in Honduras' verleden van knechting en uitbuiting - door Spanjaarden en Engelsen, door tabaksfabrikanten en multinationals als de United Fruit Company - in september 2000 voor het eerst door het land reisde.

Hij ontmoette er Anderson en legde contact met de schrijver Julio Escoto. Beiden zouden uiteindelijk een stevige bijdrage aan het boek leveren; Anderson in de vorm van op de foto's geïnspireerde muziek (op cd bijgevoegd), Escoto door korte verhalen, waarin hij op gefragmenteerde en poëtische wijze de Hondurese geschiedenis verwoordt.
Ook in Honduras wilde Wallrafen aanvankelijk zijn eigen foto's combineren met historische kiekjes. Tot hij tijdens zijn eerste bezoek ontdekte dat deze er nauwelijks bewaard worden in de archieven. ,,Ach, die oude dingen, wat moet een mens ermee, dat soort reacties kreeg ik. In de kustplaats La Ceiba waar ik veel heb gefotografeerd, was tot 1919 wel wat verzameld, maar nadat het archief was afgebrand hadden ze het er maar bij gelaten. Het is bijna onvoorstelbaar hoe daar het verleden wordt weggepoetst.'' Pas na lang zoeken vond hij twee verzamelaars die zich wel voor het verleden interesseren (,,Ze hebben elk een schoenendoos vol'') en trof in hun collectie foto's aan van de Amerikaan Arnold Theodore Williams (1885-1950): groepsportretten van dochters uit de rijke bovenlaag en van arbeiders in een café, en een uitzicht op de spoorlijn en kade van La Ceiba. ,,Die foto's schetsen de omtrek van de Hondurese geschiedenis. Het spoor dat de bananen en de tabak vanuit de binnenlanden naar de kust bracht, de kade waar het werd het verscheept, de rijkdom en de armoede. Dat kader heb ik met mijn eigen foto's willen invullen. Ze vormen een reportage waarin ik het weggegooide verleden reconstrueer. Het boek is eigenlijk een alternatief geschiedenisboek.''

De foto's maakte hij voornamelijk tijdens twee reizen in zomer en najaar 2001, gebruikmakend van weinig meer dan enkele kleine studiolampen en drie zakken met oude kleding, `preventief ingekocht' omdat hij zijn foto's beslist een tijdloos karakter wilde geven. ,,Ook in Honduras worden Nikes en Coca-Cola-shirts gedragen en zoiets is dodelijk voor de illusie.''
De meeste tijd ging zitten in het vinden van locaties en `acteurs'. Zo duurde het weken voor hij de afgedankte houten treinwagon had gevonden waarmee hij, samen met de inwoners van een dorp tien kilometer verderop, het dagelijkse tochtje naar de plantage na kon spelen. En al waren er op het dorpsplein altijd mensen te vinden die zich in zijn voorstellen konden vinden, de casting van de `Amerikaanse opzichter' die verstoord moest kunnen opkijken vanachter een bureau vol gelegenheidspaperassen, vergde de nodige tijd.

Hoewel hij al tijdens zijn eerste bezoek de nodige ideeën had gevormd, dienden veel foto's zich gaandeweg aan. ,,Terwijl ik bezig was met de ene opname hoorde ik van de mensen die eraan meewerkten natuurlijk ook weer het een en ander. Dat kon ik vervolgens weer gebruiken.''
Soms lagen de elementen in plaats en tijd ver uit elkaar. Zo nam hij een zwangere jonge vrouw mee naar een huis 200 kilometer verderop om haar daar, aangekleed als dienstmeid, te fotograferen naast een gedekte tafel in een rijkeluiskamer. Op de foto kijkt ze met een mengeling van onderdanigheid en spot naar een niet zichtbare deur waaruit straks, vast en zeker, haar werkgever tevoorschijn zal komen; de eigenaar van een bananenplantage, een machinefabriek of, wie weet, van de spoorlijn zelfs. Het eten is al opgediend, de wijn al ingeschonken. Nog even en hij zal de stoel aanschuiven en het servet omknopen, vlak naast haar bolle buik die als een verwijt naast zijn bord over de tafel hangt.
Wallrafen: ,,Ik hoorde van die verhalen over rijke heren die zich hadden vergrepen aan hun dienstmeiden. Maar het huis in kwestie is van een vriendelijke oude dame die ik bij toeval had ontmoet. Pas toen ik weken later die zwangere vrouw zag, wist ik ineens dat ik de foto had.''

Niet alle foto's vroegen om dergelijke omwegen. Het armetierige circus (,,twee trapezewerkers die wat heen en weer slingerden'') trof hij aan langs de kant van de weg en vergde weinig meer dan de toevoeging van zijn lampen. Ook de boot van krantenpapier ontsproot allerminst aan zijn eigen fantasie. ,,Oude boten worden er gebruikt als mal en afwisselend bedekt met lagen papier en polyester. Is de nieuwe boot dik genoeg, dan wordt de oude er uit gepeuterd.'' Alleen de rondwaaiende kranten voegde hij zelf toe omdat hij zich `het gepruts' op het strand kon voorstellen.

En soms kon hij er helemaal niks aan doen, zegt hij.

,,Ik vond die eeuwenoude boom en moest denken aan al die generaties die hem hadden zien groeien. Voor het maken van de foto regelde ik een schoolklas. Op de dag van de opname was ik bezig het licht in te stellen, en zag ineens die enorme donderwolk aankomen. Dat had ik nooit kunnen verzinnen. Ik kan dan wel van alles bedenken, de werkelijkheid kan me heel behulpzaam zijn.''

Naschrift:
"In het voorjaar van 2004 werd Wallrafen door een erfelijke ziekte nagenoeg blind. Sindsdien ontdekt hij de wereld van het geluid." De woorden zijn afkomstig van zijn website.