Een verzamelaar wil gewaardeerd worden

[Over de verkoop van de collectie Manfred Heiting [NRCH 16-23apr2002]

[1 - het bericht] Op 16 april 2002 werd bekend gemaakt dat fotoverzamelaar Manfred Heiting zijn collectie verkocht had aan het Museum of Fine Arts in Houston, VS.
Heitings collectie gold qua omvang, kwaliteit en consistentie als een van de beste ter wereld. De collectie bevat minstens één representatieve foto van iedere toonaangevende fotograaf uit de geschiedenis van het medium. Zonder uitzondering gaat het daarbij om zogenaamde vintage-prints; afdrukken door de fotograaf of zijn vaste drukker vervaardigd in de tijd waarin ook het negatief gemaakt werd. Zwaartepunt van zijn verzameling is de Europese en Amerikaanse fotografie uit het interbellum.
Het museum in Houston bezit met 20.000 foto's een van de tien grootste fotocollecties ter wereld. Met werk van fotografen als Piet Zwart, Paul Citroen, Paul Schuitema en Ed van der Elsken is het eveneens de grootste collectie Nederlandse fotografie in Amerika. De fotografie afdeling van het museum wordt geleid door Anne Wilkes-Tucker, in 2001door TIME magazine uitgeroepen tot beste curator in Amerika.
Heiting zei vier jaar geleden in een interview in deze krant nog niet te peinzen over verkoop van zijn collectie. Kortgeleden gaf hij echter aan dat de lol er een beetje af was: de markt van goede 19de eeuwse en vroeg 20ste eeuwse fotografie was volgens hem vrijwel afgegraasd en door de exorbitante prijzen kon hij nieuwe aankopen alleen nog financieren door de verkoop van andere foto's.


[2 - het interview] Het bericht dat de gezaghebbende collectie van 5000 foto's van verzamelaar Manfred Heiting vertrekt naar het Museum of Fine Arts in Houston, VS, werd in Nederland met gemor ontvangen. Onterecht, vindt Heiting: ,,Iedereen zou blij moeten zijn. Net als ik.''

De fotocollectie van Manfred Heiting staat bekend als een van de mooiste ter wereld. Zo niet dé mooiste. De afgelopen dertig jaar wist de in Amsterdam woonachtige verzamelaar ruim 5000 foto's bijeen te brengen die een compleet overzicht geven van de internationale geschiedenis van het medium. Vorige week werd bekend dat de collectie vertrekt naar het Museum of Fine Arts in Houston, Amerika.

,,Op de keper beschouwd onvermijdelijk'', noemt Heiting (1943) zijn besluit. Net terug uit zijn tweede woonplaats Los Angeles, zegt hij: ,,Als verzamelaar wil je dat je collectie, je visie, op waarde wordt geschat en met waardering wordt behandeld. En dan kom je in Amerika terecht.''

De mengeling van afgunst en berusting waarmee in Nederland (en de rest van Europa) op zijn beslissing werd gereageerd, vindt hij kenmerkend. ,,Het is telkens hetzelfde: men wil wel van alles, maar men doet het niet. Wie zijn commitment aan de fotografie wil waarmaken, moet bereid zijn te investeren. En daar schort het aan.'' In Frankrijk kijkt men vooral naar de Franse fotografie en in Duitsland wordt vooral bezuinigd, getuige de uitgestelde oprichting van het nieuwe fotomuseum in Berlijn. En Nederland? ,,Ach, Nederland. De manier waarop er is omgegaan met het voor een fotografiemuseum bedoelde Wertheimer-legaat zegt genoeg. Het ene plan na het andere wordt gelanceerd, maar visie en daadkracht ontbreken volledig. Uit de begin jaren tachtig verworven verzameling van Bert Hartkamp is nooit een fatsoenlijke tentoonstelling samengesteld, er is geen catalogus en zijn foto's liggen nu over twee musea verspreid.''

Heiting vindt dat er niet te dramatisch moet worden gedaan over de verhuizing van zijn collectie. Het werk is in goede handen, er zal veel, ook internationaal uit worden geëxposeerd en er komen boeken. ,,Daar zou iedereen blij mee moeten zijn. Net als ik.''
De eerste gesprekken over een mogelijke verkoop of schenking vonden juli vorig jaar plaats, op initiatief van het Museum of Fine Arts. Heiting: ,,Ik had me er tot op dat moment nog niet echt mee bezig gehouden, maar toen ik het had laten bezinken dacht ik: het klopt.'' Zijn collectie en die van het museum (ca. 16.000 stuks) bleken naadloos op elkaar aan te sluiten: ,,Er waren maar drie beelden die we beiden hadden!'' In de brede historische en educatieve visie van foto-curator Anne Wilkes Tucker (vorig jaar door Time Magazine uitgeroepen tot de beste curator in Amerika) kon hij zich meer dan vinden. En zijn bezit, nu verspreid over diverse musea en kluizen, zou bij elkaar gebracht worden onder klimatologisch optimale omstandigheden.

Heiting: ,,De prijzen voor goede fotografie, historische en hedendaagse, zijn exorbitant gestegen. Om nog te kunnen kopen moest ik de laatste jaren eerst verkopen. Dat is een onmogelijke situatie, die begon te knagen aan de wortels van de collectie zelf.'' Ook was er de beslissing van het Museum of Modern Art in New York vorig jaar om ruim 200 foto's uit eigen bezit te verkopen, waaronder een deel van de collectie van de Fransman Eugène Atget. Heiting: ,,Fotocollecties overleven de verzamelaar. Maar het idee dat er uit mijn verzameling lukraak dingen zouden kunnen verdwijnen vond ik beangstigend.''

Het museum in Houston gaf hem de garanties die hij wilde, zegt Heiting. Hij verheugt zich op de samenwerking: ,,Er zal worden geëxposeerd zoals er verzameld is afgewogen en samenhangend, met oog voor de artistieke en technische ontwikkeling, los van genres of stijlen.''
Heiting verwacht dat de overdracht voor het eind van het jaar is afgerond. Een deel van de foto's wordt door het museum gekocht (over de prijs wordt gezwegen), een deel gaat in bruikleen, en een deel wordt geschonken. Dat laatste is niet alleen belastingtechnisch verstandig, maar ook ,,fatsoenlijk'', aldus Heiting: foto's die hij zelf kreeg van fotografen als Ansel Adams en Brett Weston kan hij niet verkopen. Al met al gaat het, schat hij, om zo'n 4500 foto's. Een paar honderd foto's wil hij nog even bij zich houden. ,,Daar ben ik in de loop der jaren te zeer aan gehecht geraakt.''
[Illustratie: omslag van At the Still Point: Photographs From the Manfred Heiting Collection, Volume 1, 1840-1916]