Snakken naar een stofje of een kruimel

[Over: Irving Penn (Still Lifes) en  Sem Presser (Hier is Cannes), in: Kunsthal, Rotterdam]

Op hoeveel manieren je een sigaret kunt doven: het geheel pletten onder je schoen (met of zonder draaiende beweging); alleen de askegel pletten of de kegel al draaiende tussen de vingers losmaken; het stompje met kracht in de asbak duwen voor een gebochelde peuk - ondersoorten hier te onderscheiden naar aantal en plaats van de bochels.

Hele series maakte de Amerikaanse fotograaf Irving Penn ervan rond 1975. Studies in menselijk gedrag zijn het. Al kun je ze, zoals hijzelf deed, ook stillevens noemen. Net als zijn foto's van gevonden voorwerpen: een werkhandschoen, een platgereden papieren drinkbekertje. Vastgelegd tegen een helder witte achtergrond en afgedrukt in alle denkbare tinten grijs zijn het plotseling kleine juweeltjes.
Enkele van die sigaretten- en straatvuilfoto's zijn nu te zien in de Rotterdamse Kunsthal, als onderdeel van een in samenwerking met het Folkwang Museum in het Duitse Essen tot stand gekomen overzicht van Penns stillevens.

Het is een van de drie fototentoonstellingen in de Kunsthal, waar naast Penn en het reeds eerder geopende ruime retrospectief van de Mexicaan Manuel Alvarez Bravo momenteel ook een kleine compilatie te zien van de foto's die Sem Presser in de jaren vijftig maakte van en rond het filmfestival in Cannes. Bravo's visuele poëzie, Penns gestileerde esthetiek, Pressers anekdotische journalistiek - het is een programmering waar de in de steigers (Den Haag, Rotterdam) of in het stadium van goede bedoelingen (Amsterdam, Haarlem) verkerende Nederlandse `fotomusea' voorlopig nog niet aan toe zijn.

De presentatie van Penn (1917) omvat negentig foto's in kleur en zwart-wit, de vroegste uit 1939, de meest recente uit 2000. Het geheel is enigszins gerangschikt naar de onderwerpen waar hij zich al dan niet tijdelijk mee bezig hield, variërend van vogelbotjes of metalen blokjes tot kikkers, vissen en fruit. Telkens weer ordent hij ze tot esthetische figuren, daarbij eindeloos spelend met vlakverdeling en kleurschakering.

Vormstudies zijn het, waarin hij de mogelijkheden van techniek, materiaal en compositie onderzoekt, en waarvan de sporen ook in zijn andere werk terug te vinden zijn. Wat vooral opvalt is dat er in Penns benadering in zestig jaar niet bijster veel veranderd is. Vanaf het begin streefde hij naar technische perfecte in zakelijke fotografie, op het minimalistische af - een stijl waarmee hij als geen ander een toon zette.

Die perfectie heeft ook een keerzijde. Zo afgemeten en kaal is zijn werk dat je soms snakt naar een toevallig stofje, een kruimel of een spoortje toeval. Wellicht zijn ze te vinden in de zwart-witfoto uit 1947 waarop hij de overblijfselen toont van een eenvoudige lunch. Het tafellaken is een beetje gerimpeld, het servet gekreukeld. Maar zouden die kruimels echt zonder nadenken op dat bord terecht zijn gekomen? Zo lijkt het, maar zeker is het allerminst. In hetzelfde jaar fotografeerde hij - ditmaal in kleur - de inhoud van een op de grond opengevallen damestasje. Op het ruwe bruine tapijt ligt een hoornen bril met ronde glazen, een theaterkijker, een padvindersfluitje, een haarspeld, een poederdoosje in de vorm van een schelp en nog het een en ander. Maar de chaos is netjes verzorgd. Niets ligt écht over elkaar, de gebroken sigaret (merk: Camel) keurig gedrapeerd, de losse tabakskruimels fraai gearrangeerd. Toeval bestaat niet bij Irving Penn.

In vergelijking met Penn was Sem Presser maar een rommelkont. Zijn expositie (29 foto's, zwart-wit) toont starlets op het strand, gedrang tijdens galavoorstellingen, onderdanige vrolijkheid rond filmsterren als Brigitte Bardot, Robert Mitchum en Grace Kelly. Maar die eerste aanblik is bedrieglijk want Presser (1917-1986) was als zoveel collega's van zijn generatie een veelzijdig fotograaf die zowel portretten kon maken als terloopse straattaferelen of gestolen kiekjes tijdens een diner, en het geduld had te wachten tot alles er goed op stond. Het leverde anekdotische foto's op vol voor het oog van nu prachtige details - de onhandige zwembroeken, de nog zoveel bedekkende avondkleding, de ouwelijkheid van jonge mannen.

Toch overtuigt de expositie niet. Pressers foto's moeten het hebben van de historische herkenning en niet van hun visuele of diepzinnige gehalte.De speciaal vervaardigde afdrukken zijn licht en flets en met hun 80 bij 80 centimeter overschreeuwen ze zichzelf. Slechts een enkeling weet de aandacht langer vast te houden. Zoals die van de man die tijdens een badmodeshow het rokje van de mannequin optilt om de verzamelde fotografen een blik op de details te gunnen - de kijker van nu nieuwsgierig achterlatend, want Presser fotografeerde het tafereel van de achterkant. [NRCH, 6feb2002, foto: Irving Penn, Deep Sea Diver]